web analytics

Dood van een Non – Einde van een succesvol duo

Reacties zijn gesloten

Het Vlaamse duo Paul Collet en Pierre Drouot debuteerde in 1967 met de schandaalfilm Cash? Cash! en wist twee jaar later wederom voor de nodige ophef te zorgen met de rauwe seksfilm L’étreinte. Al snel werden de namen Collet en Drouot een begrip. In 1975 kwam er, na Dood van een Non, een einde aan de succesvolle samenwerking tussen de twee eigenzinnige cinefielen. Naar aanleiding van de komende dvd-release van Dood van een Non werpt Neerlands- Filmdoek in ‘Dood van een Non – einde van een succesvol duo’ een blik op de carrière van Collet en Drouot en het productieproces van Dood van een Non.

 

  

Provo’s
In 1966 slaan twee enthousiaste twintigers de handen ineen. Paul Collet en Pierre Drouot, beiden net afgestudeerd aan het Hoger Rijksinstituut voor Toneel- en Cultuurspreiding (de latere Vlaamse Filmschool), besluiten zich samen toe te gaan leggen op het maken van speelfilms. Binnen no-time en met negen pagina’s tellend scenario start het duo eind 1966 met de opnamen van de low-budget jongerenfilm Cash? Cash!, die, zoals Collet het later verwoordde, ‘onze mentaliteit en de tijdsgeest – namelijk die van de provo’s en vluchtige verhoudingen – moest weergeven.’

 

Met de twee jaar latere erotische film L’étreinte borduren Collet en Drouot vervolgens voort op deze tijdsgeest. Was Cash? Cash! al een veredelde provocatiefilm, L’étreinte ging nog een stap verder. De seksuele revolutie had inmiddels ook katholiek Vlaanderen in haar greep en drong langzaam door in de filmwereld. L’étreinte, opgenomen binnen tweeëntwintig dagen met een beperkt budget, zorgde er in 1969 eigenhandig voor dat het Nationaal Festival van de Belgische Film te Antwerpen aan haar einde kwam; de sadistische portrettering van seks en erotiek leidde tot stevige discussies en L’étreinte werd niet toegelaten tot het festival. Hierop besloten de andere filmmakers hun speelfilms eigenhandig terug te trekken uit de competitie, waardoor het festival het zonder langspeelfilmsectie moest stellen. Het jaar nadien werd het festival niet meer gehouden. De ophef rond de film leidde echter niet tot grootse bezoekersaantallen: in België werd de film door het publiek vrijwel genegeerd, in het buitenland, met name in Duitsland, oogstte de film daarentegen redelijk succes.

 

Kwaliteit
De internationale waardering en het, zij het geringe, commerciële succes van beide films moedigde het duo aan samen door te gaan. ‘Onze samenwerking is essentieel geweest voor de totstandkoming van beide films’, vertelt Collet. ‘We verdeelden het werk: scenario en decoupage deden we samen. Bij de opnamen deed ik de acteursregie en Pierre de cameraregie. Dit gebeurt steeds in volledige coördinatie. Samenwerking is comfortabel: je kunt alles snel en goed overwegen.’

 

Toch waren beide cineasten ontevreden met de twee tot dusver gerealiseerde films. Zo bestempelden ze Cash? Cash! als een ‘niet geheel volmaakte film’, terwijl het gebrek aan kwaliteit van L’étreinte verklaard werd door de naïeve, vluchtige instelling waarmee deze gemaakt werd. Hun derde film, Louisa, een Woord van Liefde (1972), werd volgens Drouot ‘de eerste film waarin we alle mogelijkheden hebben om ons precies uit te drukken. Grootser, moeilijker van uitwerking en niet meer zo amateuristisch van opvatting met decors en zo.’ In tegenstelling tot de vluchtige werkwijze bij de eerste twee films, werd Louisa een kostuumfilm pur sang.

 

Met Louisa, een Woord van Liefde gingen de makers verder op het pad dat een jaar eerder door Fons Rademakers’ Mira, met Willeke van Ammelrooy in een hoofdrol, zo succesvol was ingeslagen. Mira maakte duidelijk dat er een publiek was voor Nederlandstalige films in Vlaanderen (en Nederland) en dat een (licht-)erotische inslag kon rekenen op grote belangstelling van het publiek. Met opnieuw Van Ammelrooy in een hoofdrol probeerden Collet en Drouot met het erotisch getinte, maar brave plattelandsdrama Louisa mee te liften op het succes van Mira. Dit lukte echter maar ten dele. Het publiek was inmiddels al meer gewend wat betreft naakt op het grote doek en de film miste een duidelijke focus. Drouot gaf later toe dat de film te voorzichtig is geweest. ‘Alles is er in afgemeten. In feite hebben we de kern van het onderwerp nooit geraakt. We hebben het meer poëtisch gemaakt. Misschien hadden wij deze film op dezelfde manier als L’étreinte moeten maken, d.w.z. zonder rekening te houden met de eventuele reacties en tot het uiterste gaand.’

 

 

Dood van een Non
Twee jaar na Louisa zochten Collet en Drouot naar een onderwerp voor een nieuwe speelfilm. Waar het duo tot dusver gewerkt had met originele scenario’s, zocht men dit keer naar een succesvol boek. Te meer omdat gebleken was dat in de praktijk selectiecommissies veel geruster waren met de verfilming van literair werk dat zichzelf al bewezen had. ‘We hadden het idee opgevat voor een ‘grootse’ film. Een grootse film in die zin, dat we tot op dat ogenblik altijd met weinig middelen hadden gedraaid en we dat altijd als een grote belemmering hadden ervaren. We wilden eindelijk eens over voldoende technische middelen en voldoende tijd beschikken om ons optimaal kinematografisch te kunnen uitdrukken. We wilden doorgaan op de weg die we met Louisa hadden ingeslagen.’

 

Uiteindelijk viel hun keuze op het religieuze boek ‘De Dood van een Non’ van schrijfster Maria Rosseels, over de zoektocht van een vrouw naar God. Niet alleen slaagden Collet en Drouot in hun opzet om snel en veel subsidie te krijgen, tevens bood het boek hen de mogelijkheid af te komen van het imago van ‘seksfilmers’, dat het duo na hun eerste drie films achtervolgde. ‘In die tijd hadden de katholieken de macht, dus kozen we voor een katholiek onderwerp zodat we zeker geld kregen.’

 

Rosseels
Ondanks de provocatieve reputatie van de makers, stemde Rosseels al snel in met de verfilming van haar roman. Rosseels, in de jaren zeventig één van de meest vooraanstaande Vlaamse filmcritici van de krant ‘De Standaard’, geloofde in de mogelijkheid van haar roman vertaald te worden naar het witte doek en stond bekend als een bijzonder moedige en zelfverzekerde verschijning. Rosseels: ‘We hebben een paar uur gepraat, want ik geloofde niet dat zij het boek zouden begrijpen. Het lag buiten hun lijn en belangstelling. Maar in die paar uur merkte ik niet alleen dat zij het boek écht gelezen hadden, ze voelden er ook oprechts iets voor, het interesseerde hen.’

 

Collet en Drouot maakten zo’n gedreven indruk, dat de schrijfster de twee toestond een eerste scenario te schrijven. Het duo was content. ‘Het is een goed boek, interessant, goed opgebouwd, dankbaar voor een verfilming: er gebeurt ontzettend veel in en er zit veel stof in voor dramatische scènes. ‘Dood van een Non’ geeft ons de kans om mensen van vlees en bloed tegenover elkaar te plaatsen, in een directe stijl passies te tonen. Het hoofdpersonage, Sabine Arnauld, is een vrouw die naar bewustwording streeft, een vrouw die in haar eigen leven een grote intellectuele impact heeft verworven en die zoekt naar klaarheid en motivatie, waarbij zij in strijd komt met haar cultuur en zichzelf.’

 

Rosseels: ‘Ik gaf ze toestemming een scenario te schrijven. Toen ik dit later op de redactie van de krant vertelde, zei iedereen: ‘ben je nou helemaal geschift? De jongens van L’étreinte en god weet wat ze allemaal nog meer gemaakt hebben wat wij niet weten.’ Maar ‘De Dood van een Non’ bevat, misschien niet bewust, eigenlijk wel een mengeling van seks en religie.’

 

 

Eigenzinnig
Hoewel het boek een onmiskenbaar religieuze inslag heeft, wilden Collet en Drouot van Dood van een Non geen religieuze film maken. Het verhaal moest hoofdzakelijk gaan over een vrouw, die zoekende is in de wereld en vecht met de wereld om haar heen. ‘Het religieuze element is niet te ontwijken’, vertelt Collet, ‘en dat hoeft ook helemaal niet als je bedenkt dat onze samenleving, wetgeving incluis, door de godsdienst gedetermineerd is. Maar daarom hoeft het geen religieuze film te worden.’

 

Collet en Drouot zouden Collet en Drouot niet zijn als ze ook Dood van een Non niet van een (licht-)provocatieve laag hadden voorzien. Waar in het relaas van Rosseels religie en religieuze thema’s een centrale rol spelen, voorzagen de cineasten de film juist van een atheïstische ondertoon. ‘In de roman wijst alles naar de stelling dat men in wanhoop uiteindelijk toch voor het geloof kiest. Wij hebben dat omgedraaid en gezegd: ‘er is geen god.’ Dat was eerlijk wat onszelf betrof, maar misschien niet zo heel eerlijk voor het werk van Maria Rosseels.’

 

Pers en publiek reageerden positief op de film, die tot dan toe de meest prestigieuze Vlaamse productie aller tijden was. Naast een recordbedrag aan subsidie en een grootse promotiecampagne, hadden de makers eindelijk in een volledig professionele omgeving kunnen werken. Collet: ‘We konden met alle middelen werken. De film was tot dan toe technisch de beste film uit de Benelux.’ Opvallend genoeg uitte diezelfde Collet twee jaar na dato al felle kritiek op de film. ‘Dood van een Non is de film waar ik de meeste kritiek op heb. De inhoud is slecht. De dialogen zijn te ouderwets en te elitair … De Indiascènes komen niet tot hun recht: er is geen confrontatie tussen oost en west.’

 

Leven na de Dood
Hoewel Collet en Drouot met geen enkele van de vier films gezichtsverlies of financieel verlies leden, kwam er na tien jaar een einde aan de samenwerking tussen beide cineasten. Ruzie of onvrede speelde geen rol, het waren met name ontplooiingsproblemen waar de twee tegen aanliepen. ‘We hadden iets bereikt en merkten dat de samenwerking geen nieuwe voordelen meer gaf. Het groeiproces was gestopt. We hadden geen verrassingen meer voor elkaar, er was geen reden meer om verder te gaan. We wilden nieuwe avonturen tegemoet gaan, elk op onze eigen manier en met ons eigen temperament.’

 

Ondanks dat Collet en Drouot ‘slechts’ vier lange speelfilms maakten, hebben de twee een grote bijdrage geleverd aan het Vlaamse filmlandschap. In de tien jaar durende samenwerking traden de twee veelvuldig op als co-producent bij (vaak jonge) cineasten. Hierbij heeft men steeds de juiste balans gezocht tussen het artistieke, eigenzinnige en commerciële aspect en dit evenwicht ook vaak weten te vinden. Deze laatste verdienste is na de beëindiging van de samenwerking voort blijven leven in de Vlaamse filmcultuur. Drouot zelf bleef eveneens actief als producent, en was onder meer verantwoordelijk voor Mijn Vriend (1978, Rademakers), Een Vrouw tussen Hond en Wolf (1979, Delvaux) en Toto le héros (1991, Van Dormael). Collet richtte zijn vizier voornamelijk op de modewereld. Tweemaal keerde hij nog terug in de regiestoel: met Het Beest (1982) en Close (1993) wist hij echter geen potten te breken.

 

Dood van een Non verschijnt eind juni op DVD bij Art-S Home Entertainment.

 

 

Geraadpleegde bronnen:
– Vincent, Johan J. et. al. (1986). Naslagwerk over de Vlaamse film. Brussel: C.I.A.M v.w.z.
Quotes makers grotendeels afkomstig uit de verzamelde bronnen uit dit boek, aangevuld met quotes en wetenswaardigheden uit:
De Collet & Drouot Archieven [DVD]. Reg. Erik Martens. Op DVD Louisa, een Woord van Liefde. Belgisch Filmarchief, 2005.  

 

Reacties zijn gesloten.