“Muziek is een tocht in de diepte, zelfs letterlijk.”
Erik van der Wurff. Componist van de muziek voor films als Ciske de Rat en Van de Koele Meren des Doods, maar ook voor series als De Legende van de Bokkerijders en Alfred Jodocus Kwak. Een componist die zijn sporen al lang en breed heeft verdiend. Degenen die zijn werk kennen, horen ongetwijfeld de terugkerende prachtige pianoklanken en gevoelige thema’s. Buiten zijn werk voor film en televisie is Van der Wurff ook al decennia lang succesvol actief in het theater, voornamelijk als vaste begeleider van Herman van Veen. Zijn succes reikt echter verder dan de nationale landsgrenzen; ook in het buitenland is hij geen onbekende. In dit interview richten we ons voornamelijk op zijn werk voor film en televisie.
Erik van der Wurff
Bewonderenswaardige carrière
Erik van der Wurff wordt in 1945 geboren in De Bilt. Al op jonge leeftijd ontwikkelt hij een sterke passie voor muziek. Na de middelbare school gaat hij naar het conservatorium in Utrecht, waar hij piano, dwarsfluit en contrabas studeert. Medestudenten zijn onder andere Laurens van Rooyen, die later ook carrière maakte in de filmwereld, en Herman van Veen. Met Van Veen heeft Van der Wurff een lange en succesvolle carrière opgebouwd.
In 1967 richt Van der Wurff samen met Van Rooyen en Van Veen het theatergezelschap ‘Cabaret Chantant Harlekijn’ op, dat in het eerste seizoen direct lovende kritieken oogst. Dit zou ook het begin betekenen van zijn samenwerking met Herman van Veen. Het duo zou nog vaak succesvol samen op de planken staan en samenwerken bij films en series. In 1978 wint hij de Louis Davids Prijs voor het nummer ‘Opzij, opzij, opzij’, gezongen door Herman van Veen. In 1979 werken de twee samen aan het filmdebuut van Van Veen: Uit Elkaar. Met name door de enorme populariteit van de speciaal voor de film geschreven en uitgevoerde muziek wordt de film een succes. Ook was Van der Wurff verantwoordelijk voor de muziek van andere producties van of met Herman van Veen: de internationale, veelgeprezen serie Alfred Jodocus Kwak, de succesvolle film Ciske de Rat en de tevens in het buitenland bekroonde jeugdfilm Kunst & Vliegwerk.
Nu, na veertig jaar, werken de twee nog steeds samen en staan ze met succes in het theater. En niet alleen in Nederland. Van onze oosterburen tot aan de Verenigde Staten: het duo heeft in de veertig jaar over vrijwel de gehele wereld geslaagde optredens gegeven en doet dat nog steeds. De combinatie is er een die het perfecte streelt en vaak ook omarmt. Het is een relatie zoals je ze maar weinig ziet. Herman van Veen over de samenwerking:
“Als we dan na de zomer weer gaan repeteren voor een ander programma en ik zie Erik met zijn versleten koffertje het pad oplopen, maakt mijn hart telkens weer een sprongetje. Veertig jaar spelen we samen. Geven elkaar een hand, vragen hoe het gaat met de kinderen en de vrouw en beginnen aan de volgende reis. We werken hard. Weinig woorden worden gewisseld. Hij speelt noest piano, ik zing drastisch en vertel. Het komt wel goed. Heb Erik leren kennen op het Utrechts Conservatorium. Was daar een jaar eerder dan hij. Wat hij kon, kon ik niet en omgekeerd. Dat maakt ons samen tot wat we zijn. Twee mannen van middelbare leeftijd die één hart hebben voor muziek en voor theater. Soms denk ik wel eens: Wie is het schip, wie is de wind, welke stroom voert ons, hoe is het mogelijk dat je zo lang met elkaar eenzelfde koers kunt varen? Nergens heen, nergens vandaan, zonder enkel doel dan op wat planken te staan en te luisteren naar elkaar.” (bron)
Ook zanger Robert Long neemt bij Van der Wurff een bijzondere plaats in. Naast de tientallen platen die beiden gezamenlijk maakten, konden de twee het ook in het dagelijks leven bijzonder goed met elkaar vinden. Robert Long overleed op 13 december 2006, na een kort ziektebed, aan de gevolgen van kanker.
Naast zijn geslaagde samenwerking met Herman van Veen en Robert Long, schrijft en bewerkt Van der Wurff in de jaren zestig tot en met tachtig ook de muziek voor vrijwel alle toonaangevende Nederlandse artiesten en voor grote buitenlandse artiesten als Toots Thielemans en John Denver. Hij is te zien en te beluisteren in onder andere Nederland, Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten. Als dirigent, arrangeur en componist werkt Van Der Wurff o.a. met Het Residentie Orkest (Den Haag), het Noord Hollands Filharmonisch Orkest (Haarlem), het Metropole Orkest, het VRT Filharmonisch Orkest (Brussel), de Deutsche Oper am Rhein (Duisburg/Düsseldorf), het Bruckner Orchester (Linz, Oostenrijk) en The American Symphony Orchestra (New York).
In 1990 wint hij een Gouden Harp voor zijn totale oeuvre. In de jaren tachtig en negentig schrijft Van der Wurff onder andere de muziek voor Van de Koele Meren des Doods, Coverstory en De Legende van de Bokkerijders en voor diverse theaterstukken en musicals, die onder meer worden opgevoerd in Nederland, Moskou, Praag en New York.
Zijn werk is veelvuldig bekroond. Zo werden er meer dan vijftien van zijn producties onderscheiden met een Edison, ontving hij een Gouden Hond en is hij sinds 1996 trotse drager van de Kunst en Cultuurprijs van de gemeente De Bilt.
Recentelijk (mei 2005 – mei 2006) tourde Van der Wurff met Herman van Veen door Zwitserland, Duitsland, Oostenrijk, Luxemburg en Zuid-Afrika. Ook werd zijn werk uitgevoerd door Kings College Choir uit Cambridge en The Soloists of the Philharmonia (London). Afgelopen jaar was hij gastdirigent bij het NDR Radio Symfonie Orkest uit Hannover. Ook heeft hij de afgelopen jaren nog een aantal films van orchestraties voorzien, waaronder De Tweeling, Leef!, Sloophamer, In Oranje en Pluk van de Petteflet.
Interview
Kunt u iets meer vertellen over uw muzikale achtergrond? Hoe is uw passie voor muziek ontstaan?
Ik kom uit een familie waarin iedereen muzikaal actief was. Mijn beide ouders musiceerden, mijn grootvader dirigeerde een harmonieorkest en een oom was pianoleraar. Toen ik een jaar of veertien was, werd ik geraakt door de film The Glenn Miller Story. Daarin werkte de arrangeur ‘s nachts aan de orkestpartijen die de volgende dag gespeeld moesten worden. Dat vond ik stoer en spannend. Jaren later heb ik vaak net zo zitten ploeteren, maar de romantiek was toen wel ingehaald door realisme.
Hoe gaat u te werk bij het schrijven van muziek voor een speelfilm? Heeft u al iets in uw hoofd bij het lezen van het scenario of begint u pas met schrijven nadat u de beelden heeft gezien? Werkt u daarbij veel samen met de regisseur?
In een aantal gevallen heb ik zelfs nooit een scenario gezien. Ik werk vanuit visualisatie. De informatie die ik krijg via scenario, voorbespreking of communicatie met de regisseur vertaal ik in gedachten naar een visueel beeld. Dan “voel” ik als het ware welke muziek daarbij past. Soms is het eindresultaat zoals ik me had voorgesteld en soms niet, dan moet de muziek alsnog aangepast worden. Soms is er beeld beschikbaar, maar meestal in ongemonteerde versie. Dan probeer ik te kijken door het oog van de cameraman. De keuzes die hij heeft gemaakt zijn essentieel. Als je die weg kunt volgen, zal de muziek ook passen. De invloed van de regisseur is doorslaggevend, alhoewel dat kan variëren. Sommige regisseurs hebben veel verstand van muziek, andere zeer weinig.
Werkt u bij het schrijven van een autonome partituur ook vanuit visualisatie? Probeert u het stuk op te hangen aan een thema waarbij u bepaalde emoties of beelden kunt oproepen?
Een visuele voorstelling helpt altijd. Ik had een keer een regisseur aan de telefoon die mij uitlegde wat de kern van zijn project was. Ondertussen begon het bij mij te stromen, dus terwijl hij sprak, zat ik inwendig te fluiten en schreef op een kladje een melodie en baslijn. Toen het telefoongesprek afgelopen was, had ik de muziek in schetsmatige vorm klaar. Dat klinkt simpel, maar meestal gaat het anders. Het komt ook omdat ik bij ieder project mijn geest als het ware leegmaak en begin alsof er geen voorgeschiedenis is. Daardoor vergeet ik ook makkelijk wat ik al geschreven heb. Dat is weleens lastig, maar je toetst op die manier je product altijd aan de werkelijkheid, niet beïnvloed door voorgeschiedenis, succes of handigheidjes. Vaak gaat het zo, dat als ik een thema heb, er weer een ander uit ontstaat, en daaruit weer een derde, vierde of vijfde. Maar toch blijft er een samenhang tussen die stadia, waardoor het één werkt als reflectie van het andere. Met name bij film, waar de toeschouwer zichzelf inleeft in de karakters, is dat vaak van essentieel belang.
Uit Elkaar (1979)
De eerste film waar u de muziek voor verzorgde was Uit Elkaar, het filmdebuut van uw goede kompaan Herman van Veen. U was destijds ook al de vaste muzikale begeleider van Van Veen. Was het van meet af aan duidelijk dat u de muziek voor de film zou verzorgen? En was het voor u altijd al een droom geweest om muziek te schrijven voor een film of was het gewoon iets wat u ooit eens wilde proberen?
Onze samenwerking was toen zodanig dat het bijna vanzelfsprekend was dat ik die muziek zou schrijven. Filmmuziek was altijd al één van mijn dromen. Maar er is en blijft altijd veel te dromen. Sommige zijn vervuld en andere blijven nog over voor de toekomst. Uit Elkaar zie ik zelf niet als mijn debuut, want daarvoor had ik al heel wat bedrijfs- en voorlichtingsfilms van muziek voorzien en ook voor televisie gewerkt. En ook muziek geschreven voor films die nooit zijn gemaakt.
Met Herman van Veen werkt u al succesvol samen sinds 1967. Hoe zou u de band die u heeft met Van Veen omschrijven? Klikte het meteen?
Nu terugkijkend is dat bijzonder, maar ook die ontmoeting werd door praktische omstandigheden bepaald. Zowel Herman als ik studeerden aan het conservatorium terwijl wij beiden iets anders wilden, maar wat we wilden was er niet, en dus kwam het conservatorium het dichtst in de buurt. Maar we verschilden qua inzicht van veel andere leerlingen. Zo ontstond met nog enkele anderen een clubje met een licht dissident karakter.
In de films en series waar u de muziek voor schreef, maakt u gebruik van sterk dramatische thema’s, voornamelijk uitgevoerd op piano en/of viool (bijv. De Legende van de Bokkerijders, Van de Koele Meren des Doods en Ciske de Rat). Deze thema’s zijn stuk voor stuk ontroerend en weten mij keer op keer te raken. Waar haalt u de inspiratie vandaan om zulke ontroerende stukken te schrijven en hoe weet u de instrumenten en daarbij behorende klanken (afwisselend van diepe, lage naar hoge, zacht strelende tonen) zo te combineren dat alles altijd precies op de juiste plaats valt?
Nou, dat klinkt prachtig. Maar de realiteit is vaak anders. Het is meestal lang ploeteren en soms herhaaldelijk opnieuw beginnen om tot een goed resultaat te komen. Maar muziek is mijn passie, dus dan blijf je doorgaan. De keuze voor bepaalde instrumenten wordt natuurlijk bepaald door de mogelijkheden die voor handen zijn. De soundtracks voor Van de Koele Meren des Doods en Ciske de Rat heb ik zelf gefinancierd omdat de producent daar geen zin in had. Dan ligt een groot studio-orkest niet direct voor de hand. Bij Van de Koele Meren beschikte ik net over een toen revolutionaire synthesizer, de Yamaha GS-1. Die was kort daarvoor gelanceerd door Stevie Wonder. Dat instrument verschafte de subtiele abstractie die zo goed beeldondersteunend werkt. En verder, muziek is een tocht in de diepte, zelfs letterlijk. Voor mij is alles gerangschikt volgens boventonen. Dan is de zoektocht naar de juiste bastoon, grondtoon en zelfs ondertoon essentieel, omdat die alles bepaalt wat daarboven gebeurt. En ja, piano speel ik zelf, dus dat gaat bijna ongemerkt. Of zoals in Van de Koele Meren, waar het karakter in de film een pianist is. Verder moet je natuurlijk goed onderlegd zijn in de instrumentatieleer, dat is een voorwaarde.
Van de Koele Meren des Doods (1982)
Dan heeft u met relatief weinig middelen toch bewonderenswaardig mooie resultaten geboekt; de muziek van Van de Koele Meren des Doods en Ciske de Rat behoort niet voor niets tot de beste van de (Nederlandse) filmgeschiedenis. Als u nu iets van uw werk terughoort, bent u dan vaak tevreden of bent u dan toch nog ‘op zoek’ naar dingen die beter hadden gekund?
Door het verstrijken der tijd lijken dingen absoluter te worden. Wij kunnen ons nu niet voorstellen dat mensen zoals Rembrandt of Mozart hebben zitten tobben met hun werk. Maar soms wordt er een document ontdekt, of – bij schilderkunst – wordt er d.m.v. röntgenstralen een ondertekening ontdekt waar het zoeken en de twijfel wel degelijk uit blijkt. Componeren is heel veel wikken en wegen, vaak tot ver na de datum van publicatie. Maar voor de buitenstaander gaat het om voldongen feiten en zo verdwijnt de twijfel langzaam uit het beeld. En zelfs de soundtrack van Koele Meren, hoe vaak ook geroemd, moest het dat jaar voor de filmmuziekprijs afleggen tegen de score van De Vierde Man van de hand van Loek Dikker.
Natuurlijk gebeurt het dat ik iets terughoor waarvan ik denk: “verhip, dat heb ik goed gedaan toen …” Ik heb ook wel eens ervaren dat ik iets hoorde wat ik allang vergeten was en dacht “hé, dat klinkt goed,” vervolgens “dat klinkt bekend” en dan opeens, als een explosie “dat heb ik zelf geschreven.” Maar helaas is het tegendeel niet helemaal te vermijden. Een enkele keer denk je ook wel eens “dat had beter gekund.” Het blijft toch altijd zoeken.
U heeft relatief weinig geschreven voor film. Zijn daar speciale redenen voor? Ligt uw hart toch op een ander gebied of kreeg u bijv. weinig interessante aanbiedingen?
Ik heb geschreven waarvoor ik ben gevraagd. Na Ciske de Rat kwam aan de samenwerking met de producent een einde door een conflict wat eigenlijk berustte op de zakelijke constellatie. Met als relatief voordeel dat de mislukking van de groots gelanceerde opvolger Op Hoop van Zegen aan mij voorbij is gegaan. Ondertussen deed ik veel andere dingen, in het buitenland, voor tv in Oostenrijk en Duitsland, in Duitsland een groot gedeelte van de animatieserie Janosch Traumstunde, ik schreef voor de Sendung mit der Maus en het sprookje Der Standhafte Zinnsoldat, wat mooie prijzen gewonnen heeft. En daarna de animatieserie Alfred Jodocus Kwak. Of het nu film of televisie is, het is hetzelfde vak. Daarnaast heb ik veel arrangementen gemaakt voor plaatopnames en orkesten gedirigeerd. Zo rolt de bal steeds naar iets anders. Voor film heb ik daarna niet meer gecomponeerd, gewoon nooit meer gevraagd geweest. Maar ik heb wel een hele rits films waarvoor Fons Merkies componeerde, van orchestraties voorzien, zoals De Tweeling, Leef!, Sloophamer, In Oranje en Pluk van de Petteflet. De laatste 6 minuten van De Tweeling ben ik ook te horen als pianist.
U heeft over de gehele wereld diverse orkesten geleid en opgetreden. Is er veel verschil in de beleving van de muziek door het publiek? Houdt u daar rekening mee?
De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat ervaringen met publiek altijd redelijk gelijkvormig zijn geweest. Dat zal misschien komen door de samenstelling van de programma’s en het publiek dat zich daarvoor interesseert. In het buitenland wordt je wel anders beoordeeld. Je bent dan ook bijzonder omdat je van ver komt. Maar echte uitzonderingen heb ik beleefd in Amerika, waar ik diverse keren meemaakte dat mensen uit het publiek bijna het orkest inliepen om hun positieve mening te ventileren, niet gegeneerd door wat hoort en wat niet. Dat vind ik wel mooi, mensen die gewoon zeggen wat ze vinden.
Ciske de Rat (1984)
In De Legende van de Bokkerijders toont u zich (wederom) een meester in het begeleiden van de emoties van de personages. Uw muziek weet zowel te ontroeren, als de spanning en dreiging over te brengen. U ondersteunt tijdloze en universele emoties met tijdloze en universele muziek. Hoe raakte u betrokken bij deze serie en hoe was het werken aan deze internatonale co-productie? Heeft u zich ook verdiept in de periode van “De Bokkerijders” en bepaalde invloeden uit die tijd in uw muziek verwerkt?
Bij De Legende van de Bokkerijders raakte ik betrokken doordat ik vijf jaar daarvoor Karst van der Meulen leerde kennen. Het was bij de opname van Kunst en Vliegwerk, waarvoor ik de titelsong van Herman van Veen produceerde. Natuurlijk heb ik mij verdiept in het verhaal en de tijd waarin het speelde. Dat neem je als invloed mee en laat het weer los als je gaat schrijven, dat komt vanuit een meer onbewust niveau. Daarna ga je met dat materiaal aan het werk. In het geval van De Bokkerijders was dat op vele niveau’s. Ik heb de soundtrack geheel met eigen middelen opgenomen. Dan is het creatieve proces vaak ook de kunst om de wisselwerking van wat je in je binnenste voelt en hoort concreet te maken d.m.v. je eigen faciliteiten en instrumenten. Soms betekent dat ook een compromis aan de ene of de andere kant.
Ik denk dat mijn muziek redelijk tijdloos is. Ik heb eens een cd uitgebracht waar enkele stukken op stonden die op dat moment 15 jaar oud waren. Dat kan zijn voordelen hebben, maar is een nadeel in die zin dat ook de filmwereld zich meer in de actualiteit heeft gestort en de BN-cultuur heeft omhelsd.
Wat onderscheidt het schrijven van filmmuziek van het schrijven van muziek voor theater, televisie of voor een cd? Wat maakt het interessant?
Zoals reeds gezegd, het schrijven voor film en televisie ligt dicht bijeen. Kort na De Bokkerijders schreef ik voor een NCRV serie genaamd Coverstory. De overeenkomst is hier en daar zeker te horen. Het schrijven van een Tune, zoals ik gedaan heb voor Achter de Lach of Ben zo Terug (samen met Joop Stokkermans), of het bewerken, zoals recentelijk voor Andermans Veren is een heel ander verhaal. Cd’s bestaan meestal uit liedjes, dan is de relatie tekst en muziek essentieel. Film is een visueel gegeven, waarin muziek het onderbewuste aanspreekt. Dat kan betekenen dat die muziek los van de film anders werkt, misschien wel gaat vervelen. Maar het blijft interessant, omdat alles iedere keer weer een uitdaging is. Net zoals een voetballer het veld in gaat om te winnen, wil je ook op dit gebied een goed resultaat neerzetten. En theater is weer een heel ander verhaal. Bij een opname kun je soms met één instrument en een prachtige galm een kamerbreed geluid bereiken. Een theater heeft meestal een droge akoestiek waar toevoeging van galm al snel kunstmatig gaat klinken. Dus daar moet je het zoeken in andere middelen. Maar het onmiskenbare voordeel van theater is dat het live is en ieder keer anders. Dat maakt de kans op kippenvel weer redelijk groot.
Kunt u een aantal momenten noemen die u nog kippenvel bezorgen wanneer u eraan terugdenkt?
Er zijn – en dat zal voor ieder creatief mens gelden – altijd momenten waarop je een grote sprong maakt en die daardoor bepalend zijn voor je verdere ontwikkeling. Ooit was ik betrokken bij een plaatopname waar iemand vlak voor het avondeten met een nieuw idee voor één van de stukken kwam. Dat moest dan alleen nog even snel uitgewerkt, want 2 uur later kwamen de strijkers al om alles in te spelen. Dus ben ik bezeten aan de slag gegaan. Tijd om te twijfelen was er gewoonweg niet en in een uur tijd zette ik een bewerking op papier. Toen ik de orkestpartijen zat uit te schrijven, kwamen de orkestmusici al binnen. De eerste was Sem Nijveen, een groot muzikant, jazzviolist die ook nog trompet speelde, wiens loopbaan voor de tweede wereldoorlog al was begonnen en actief heeft gemusiceerd tot ± 1980. Hij had heel veel ervaring, ik nog nauwelijks. Hij kwam binnen en groette, ik groette – kort – terug, waarop hij zei: “ik zie het al, je bent een gevecht met jezelf aan het leveren.” Op het laatst van de avond namen we het stuk op waarvan de inkt nog bijna nat was en die grote Sem Nijveen was zo aangedaan dat hij als een kind zat te huilen. Ik ook natuurlijk. Dat zijn uitzonderlijke ervaringen. Iedere keer dat ik daar aan terugdacht kreeg ik weer dezelfde kracht om mijn grenzen te verleggen. Een stukje hemelse ervaring, die hij op mij had overgedragen.
Is er nog iets op muzikaal gebied wat u altijd al heeft willen doen, maar waar het helaas nog nooit van gekomen is?
Veel, ik wil ook nog een boek schrijven; ik geef af en toe workshops voor beginnende componisten en ik werk aan een eigen project wat bedoeld is voor uitvoering met symfonieorkest in de concertzaal. Dat zal een didactisch-informatieve ondertoon hebben en hoofdzakelijk eigen werk bevatten. Maar een mooie filmscore schrijven blijft hoog op het lijstje staan. Ik ben inmiddels ook wat ouder, waardoor het onstuimige misschien minder belangrijk is geworden. Maar het beschouwende is natuurlijk gegroeid. Wie weet is er nog eens een gelegenheid om verder de diepte in te gaan?
Erik van der Wurff
Reacties zijn gesloten.