In 2007 werd in opdracht van het Nederlands Filmfestival de Canon van de Nederlandse Film gepresenteerd; 16 gezichtsbepalende films die de veelzijdigheid van de Nederlandse cinema moeten weerspiegelen. De commissie bestaande uit filmwetenschappers, historici, explicateurs en journalisten kozen voor een selectie van lange en korte films in zwart wit of kleur, met of zonder geluid, documentaires en animatiefilm. Aan de hand van de filmcanon presenteert NeerlandsFilmdoek een 16-delige reeks waarin de makers van deze gezichtsbepalende films centraal staan. Vandaag deel 3: Joris Ivens.
Vroeg engagement
De toonaangevende, omstreden en internationale avant-garde filmmaker Joris Ivens gold lange tijd als de bekendste Nederlandse kunstenaar in het buitenland. Al op dertienjarige leeftijd maakte de in 1898 geboren Ivens zijn eerste film met apparatuur die hij leende uit zijn vaders fotowinkel. Na een studie economie vertrok hij naar Berlijn waar hij lessen in fotochemie volgde en in camerafabrieken werkzaam was. In deze periode van de Weimar-republiek maakte hij tevens kennis met linkse milieus en werd zijn politiek engagement geboren, iets wat zijn carrière voor een groot deel zou gaan bepalen.
Na zijn terugkeer in Nederland werd Ivens adjunct-directeur van de cameraketen van zijn vader en mengde hij zich al snel in de Amsterdamse culturele kringen. In 1927 zou hij in deze rol aan de basis staan van de Nederlandsche Filmliga door op de oprichtingsavond projectieapparatuur beschikbaar te stellen. Ivens werd vervolgens binnen de Filmliga, dat zich tot doel had gesteld om avant-garde- en kwaliteitsfilms te vertonen, technisch adviseur en de voornaamste filmmaker binnen het gezelschap.
Lyrische filmmaker
De kern van het Liga-gedachtegoed, waarbij film vooral gezien werd als een ritmische eenheid van bewegende beelden met daarbij een ondergeschikt belang van een story of personages, is in het vroeger werk van Ivens duidelijk te zien. In De Brug (1928) wordt de beweging van een hefbrug in Rotterdam op een ritmisch dynamische wijze vanuit alle hoeken, richtingen en contrasten verbeeld. Ruimte voor personages is er in zijn vroege werk maar weinig. Ivens toon de “metaforische mens” binnen een landschap zonder daadwerkelijk informatie over de individuen te verschaffen.
Gedurende deze jaren wordt Ivens overtuigd communist, iets wat tevens goed te zien is in Wij Bouwen (1930) en Zuiderzee (1930) waarin hij grootschalige werkzaamheden vanuit het gezichtspunt van de anonieme arbeider verbeeld. Kort daarop vertrok hij naar de Sovjet-Unie waar hij de propagandistische film Heldenlied (1931) over de bouw van hoogovens in Magnitogorsk zou maken. Een film die hem op de nodige kritiek zou komen te staan door het rooskleurige beeld dat Ivens heeft willen maken van de arbeidsomstandigheden waaronder de bouw plaats vond.
Wereldcineast
Ivens raakte als filmmaker vooral geïnteresseerd in sociale kwesties en na zijn opdracht in de Sovjet-Unie maakte hij onder andere Borinage (1934) over een mijnwerkersstaking in België, Spaanse Aarde (1937) over de Spaanse Burgeroorlog, De Vierhonderd Miljoen (1939) over de Chinese strijd tegen de Japanse bezetting en Action Stations! (1943) voor de Canadese marine tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Rond 1944 werd Ivens benaderd een film te maken over de bevrijding van Indonesië. Wanneer echter blijkt dat de koloniale macht zich na het einde van de oorlog weer herstelt, ziet hij hiervan af. Wel maakt hij een jaar later in Australië de korte film Indonesia Calling (1946) over de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd; iets wat hem duur kwam te staan. Tussen 1948 en 1957 wordt hem door de Nederlandse staat verplicht elke paar maanden zijn paspoort te verlengen.
Dit weerhield hem er echter niet van om te blijven reizen. Tussen 1958 en 1965 maakte hij films in Italië, Mali, Chili, Cuba en Vietnam. Ook maakte hij de filmserie Comment Yukong deplaça les montagnes (1976) in maoïstische China waarin het dagelijks leven van gewone Chinezen werd getoond. De jaren tachtig stonden voor Ivens voor een goed deel in het teken zich te distantiëren van zijn eigen orthodox-communistische verleden en het beeld dat hij van dit gedachtegoed heeft willen geven in zijn films.
Ivens de grondlegger
Vanaf de jaren tachtig presenteerde Ivens zich minder als politiek filmer en werd zijn status als cineast binnen Nederland hersteld. In zijn laatste levensjaren maakte hij Une histoire du vent (1988), waarin hij veel kritischer naar China keek dan in de jaren zeventig. Joris Ivens overlijdt op 28 juni 1989 in Parijs, op negentigjarige leeftijd.
Ondanks dat Ivens door zijn politieke overtuiging de controverse niet schuwde, speelde hij een hoofdrol in het vestigen van de internationale reputatie van de Nederlandse documentaire film. Zijn fenomenale filmstijl was een grote inspiratie voor internationaal gevierde documentairemakers als Bert Haanstra en Herman van der Horst. Ivens maakte tijdens zijn lange carrière meer dan zestig films in alle uithoeken van de wereld wat hem internationale faam gaf.
In de Canon van de Nederlandse Film is de vroege Ivens film Regen (1929) opgenomen; een korte film van tien minuten waarin een plensbui in Amsterdam wordt getoond. De film is kenmerkend voor de vroege Ivens, de Hollandse Documentaireschool en de stadssymfonie waarin de beelden een poëtische vertelling van de gebeurtenis vormen en de beweging in de ritmische montage tot stand komt.