In 2007 werd in opdracht van het Nederlands Filmfestival de Canon van de Nederlandse Film gepresenteerd; 16 gezichtsbepalende films die de veelzijdigheid van de Nederlandse cinema moeten weerspiegelen. De commissie bestaande uit filmwetenschappers, historici, explicateurs en journalisten kozen voor een selectie van lange en korte films in zwart wit of kleur, met of zonder geluid, documentaires en animatie film. Aan de hand van de filmcanon presenteert NeerlandsFilmdoek een 16-delige reeks waarin de makers van deze gezichtsbepalende films centraal staan. Vandaag deel 4: Jaap Speyer.
Berlijn
De in 1891 geboren Jaap Speyer studeerde aanvankelijk kunstgeschiedenis, maar kwam al vroeg in aanraking met theater. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vertrok hij via omzwervingen langs Kopenhagen en Hamburg naar Berlijn om, zoals zoveel Europese filmmakers, zijn geluk te beproeven in de daar bloeiende filmindustrie. Zijn eerste film werd Wenn Frauen lieben und hassen (1917) waarin tevens zijn vrouw Mia Pankau te zien was. In de periode tot 1933 zou hij daar 40 zwijgende films regisseren voor de UFA studio’s. Speyer maakte in deze jaren vooral melodrama’s over onmogelijke liefdes, waarbij de harde realiteit van de hyperinflatie en Duitse oorlogstrauma buiten beeld bleef. Daarnaast maakte hij tevens succesvolle komedies als Die Blumenfrau vom Potsdamer Platz (1925) en sociale drama’s als Bigamie (1927).
De Jantjes
Nadat Adolf Hitler in 1933 aan de macht kwam en met het nazisme in opkomst, trok de van Joodse afkomst zijnde Speyer terug naar Nederland, waar hij werd gevraagd voor de regie van wat de eerste Nederlandse geluidsfilm moest worden; De Jantjes. De film werd met 100.000 bezoekers een ongekend succes. Hierna regisseerde hij tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nog vier films in Nederland; Malle Gevallen (1934), De Familie Van Mijn Vrouw (1935), Kermisgasten (1936) en Op een Avond in Mei (1936). De films gingen er echter zowel in kwaliteit als commercieel succes telkens op achteruit. De pers maakte doorgaans gehakt van zijn films en het publiek bleef weg. Speyer kwam in Nederland niet meer aan de bak.
Vertrek
Bij het uitbreken van de oorlog vertrok Speyer met zijn vrouw naar Nederlands-Indië, waar zij meer dan drie jaar in een Jappenkamp doorbrachten. Na de oorlog werd hij in Australië filmarchivaris en maakte een korte film over Australische krijgsgevangenen die onder dwang mee hadden gewerkt aan een Japanse propagandafilm.
In 1949 zou Speyer zijn laatste film maken. Hij keerde terug naar Nederland om Een koninkrijk voor een huis (1949) te regisseren. Als één van de eerste vaderlandse naoorlogse producties trok de film 1,3 miljoen bezoekers. Speyer had hierna nog het plan om een film in West-Duitsland te maken, maar stierf alvorens dat te realiseren in 1952.
Canon
In de filmcanon is De Jantjes opgenomen, gebaseerd op het uitermate succesvolle gelijknamige toneelstuk van Herman Bouber. Deze musical werd voor het eerst opgevoerd in 1920. Twee jaar later werd het stuk over de drie matrozen Dolle Dries, Schele Manus en Blauwe Ton al voor de eerste keer verfilmd in een stille versie. De film dankt zijn uitverkiezing aan diverse mijlpalen. Het was dan wel niet de allereerste Nederlandse geluidsfilm; deze eer valt nipt ten deel aan Willem van Oranje (1934), maar wel de eerste succesvolle ‘talkie’. De Jantjes wordt tevens gezien als de eerste Jordaanfilm, ook wel omschreven als ‘een vrolijk genre in een kleinburgerlijk milieu met allerlei liefdesontwikkelingen, steevast met een happy end.’ Inmiddels tot klassiekers van eigen bodem uitgeroepen films als Bleeke Bet en Oranje Hein worden eveneens tot de Jordaanfilm gerekend.
Daarnaast was De Jantjes de eerste film die gebruik maakte van de faciliteiten in de Cinetone Studio’s, nadien ook wel Hollands Hollywood genoemd. De film kent een sterrencast bestaande uit grootheden van de vaderlandse vooroorlogse theater- en revuegeschiedenis zoals onder andere Fien de la Mar, Heintje Davids, John Kaart, Sylvain Poons en Louis Davids.