web analytics

Joop Landré – “10.32: Het einde van een droom”

Reacties zijn gesloten

jooplandre

De naam Joop Landré zal bij weinig Nederlanders een belletje doen rinkelen. Begin jaren zestig koesterde Landré als filmproducent de ambitieuze wens continuïteit aan te brengen in het vaderlandse filmaanbod. Even leek zijn opzet te slagen, maar na de film 10.32: Moord in Amsterdam viel het doek dan toch. NeerlandsFilmdoek presenteert: “Joop Landré – 10.32: Het einde van een droom”.

Continuïteit
Twintig jaar na de oorlog was het nog steeds droevig gesteld met de productiviteit van de Nederlandse filmindustrie. Sinds 1945 had slechts een dertigtal films de bioscoop gehaald toen op een donkere avond in januari van 1966 om twee minuten over half elf ‘s avonds stipt de film 10:32: Moord in Amsterdam in première ging. De producent van de film, Joop Landré, was één van de weinigen geweest die serieuze plannen had gehad om de Nederlandse filmindustrie er weer bovenop te helpen. Na Makkers staakt uw wild geraas (1960), Het Mes (1961), Rififi in Amsterdam (1962) en De vergeten Medeminnaar (1963), betekende 10.32 zijn vijfde en tevens laatste productie.

Joop Landré
Toen het eind jaren vijftig weer wat beter leek te gaan met de Nederlandse film – met Bert Haanstra en Fons Rademakers vonden twee grote talenten de weg naar de bioscoop en werden er bemoedigende commerciële en artistieke successen geboekt – besloot Landré dat hij zich wilde toeleggen op de productie van vaderlandse films. Met geld van miljonair Anton Veder richtte hij in 1960 de Nederlandse Filmproductie Maatschappij (NFM) op. Landré sprak direct zijn ambities uit: hij wilde in eerste instantie zes films op rij produceren en wanneer deze succesvol zouden blijken, schroomde hij niet er nog meer te maken. De eerste film die onder de vaandel van de Nederlandse Filmproductie Maatschappij werd vervaardigd, was Makkers staakt uw wild geraas, geregisseerd door Fons Rademakers. De film werd een artistiek succes, won diverse prijzen in het buitenland, maar was geen kaskraker.

Keurslijf
Nadat Het Mes, wederom onder regie van Rademakers, ook als verliespost kon worden afgeschreven, besloot Landré dat het tijd werd om meer commerciële onderwerpen te gaan verfilmen en minder concessies te doen ten behoeve van de regisseur. Zijn volgende productie, Rififi in Amsterdam, werd door Landré daarom zó strak voorbereid, dat de regisseur die de film zou gaan draaien weinig zeggenschap meer zou hebben. Eén van Neerlands grootste recensenten B.J. Bertina schreef in zijn memoires: “Je zag dat [regisseur] Johnnie Korporaal, die op zijn manier het neorealisme in Mexico had bedreven, geperst zat in het keurslijf dat Landré hem hier had klaargestoomd.” Ondanks dat Rififi zichtbaar rommeliger en minder strak en inventief gedraaid was dan zijn voorgangers, bracht de film Landré wel eindelijk geld in het laadje.

Verlies
De producent kon weer even vooruit en was in rap tempo bezig de belofte die hij had gedaan bij oprichting van NFM waar te maken. Met gemiddeld één lange speelfilm per jaar, voorzag hij de Nederlandse filmindustrie langzaam maar zeker van continuïteit. Een jaar na Rififi presenteerde hij De vergeten Medeminnaar, eveneens van Korporaal. De pers oordeelde gematigd, maar erkende de kwaliteit van de prent. Toch liet het publiek het afweten. Landré leed (opnieuw) een gevoelig verlies en dacht er serieus over na om de speelfilmindustrie gedag te zeggen om zich toe te leggen op het medium televisie.

Laatste poging
In 1966 probeerde hij het echter nog één keer. Met het beetje geld dat nog over was van de investering van Veder, trachtte de producent voor de laatste maal het publiek voor zich te winnen. Voor 10.32: Moord in Amsterdam, een policier in de stijl van Agatha Christie over de moord op een advocaat, trok hij dan ook alle registers open. Het stevige, oorspronkelijke scenario was afkomstig van de betrouwbare toneel- en televisieschrijver Leo Derksen, voor de hoofdrol tekende de half-Nederlandse Linda Christian, die enige faam in Hollywood had verworven, en voor de regie wist Landré Arthur Dreiffus te strikken, die al een stuk of vijftig Amerikaanse films op zijn naam had staan. De commerciële bedoelingen van de producent – die met 10.32 tevens terugkeerde naar het genre waarin hij zijn enige succes had geboekt – waren duidelijk.

Desondanks zette dit alles geen zoden aan de dijk. 10.32 kostte de producent 540.000 gulden, en bracht slechts een kleine 60.000 gulden op. Ondanks de ontegenzeggelijke kwaliteiten van de vlot gemaakte film – de vaardige regie, de boeiende intrige, het goede spel en een beeldschone femme fatale – bleek het publiek niet warm te lopen voor een wat brave film over de zoektocht naar de moordenaar van de advocaat. Landré en consorten maakten op elk niveau een goede film, maar negeerden de behoeften van het publiek. De Nederlandse maatschappij van eind jaren zestig was met andere dingen bezig; het was tijd om te breken met tradities van weleer en op politiek en seksueel gebied pleitte men voor meer vrijheid.

Toch nog succes
Deze tijdsgeest, de sfeer van het moment, wordt in 10.32 node gemist. De film is traditioneel in de portrettering van machtshebbers en braaf in het tonen van seks en naakt – het stadium van de doorschijnende bloesjes, welke Christian in een erotisch getinte scène draagt, was het publiek allang voorbij. 10.32 was zo de verkeerde film op het verkeerde moment en betekende het definitieve einde van Landré’s filmcarrière, waarna hij zich volop wijdde aan de oprichting van de TROS. En met deze onderneming behaalde hij wel zijn welverdiende succes.