Na van de periode 1934 tot en met 1949 elke week een klassieker te hebben besproken, schetst NeerlandsFilmdoek nu samenvattend en beknopt de staat van de Nederlandse film in de jaren dertig en veertig.
De Nederlandse film in de jaren dertig en veertig
Sinds de officiële introductie van de geluidsfilm in 1934 kenmerkte de industrie zich door het ontbreken van enige structuur en automatismen. Pogingen van eenlingen om iets op poten te zetten waren wel ondernomen en de introductie van de geluidsfilm had het volume aan films en het geloof in een vaderlandse filmindustrie behoorlijk doen toenemen, maar twee factoren remden deze opmars even krachtig als abrupt.
Ten eerste ontbrak het de vooroorlogse filmwereld aan ervaring. Een groot deel van de vervaardigde films in de periode 1934-1940 kwam dan ook van ingehuurde of gevluchte regisseurs uit Duitsland. In hun kielzog keken beginnende Nederlandse regisseurs mee, maar zelden maakten zij zelf een film.
De tweede en belangrijkste factor betrof het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Was het productievolume in de tweede helft van de jaren dertig met rap tempo gestegen van nul of één speelfilm per jaar naar gemiddeld zeven, tijdens de oorlog zakte het peil zelfs naar een gemiddelde beneden de één. Niet alleen omdat de Duitsers de speelfilmproductie aan banden legden, ook omdat de twee tot dan toe grootste filmstudio’s – die te Wassenaar en Amsterdam, het kloppend hart van de industrie – door de Duitsers volledig werden verwoest. Hiermee werd de Nederlandse filmindustrie nog voor zij een stevig fundament had kunnen leggen lam gelegd.
Na de oorlog kwam de productie ook maar moeizaam op gang. Betrof het productievolume in de bloeiperiode van de jaren dertig tien speelfilms per jaar, in de eerste vier jaren na de oorlog lag dit tussen de nul en twee. Met Een Koninkrijk voor een Huis werden de jaren veertig wel glorieus afgesloten: de film staat nog altijd in de top 15 van best bezochte Nederlandse films ooit.
Meest in het oog springende klassiekers: De Jantjes (1934). Komedie om Geld (1936), Pygmalion (1937), Morgen gaat ’t beter (1939) en Een Koninkrijk voor een Huis (1949).
Besproken klassiekers
1934: De Jantjes
1935: De Kribbebijter
1936: Lentelied
1937: Pygmalion
1938: Vadertje Langbeen
1939: De Spooktrein
1940-45: Ergens in Nederland
1946-47: Bezet Gebied
1948: Nederlands in zeven Lessen
1949: Een Koninkrijk voor een Huis