web analytics

Guido van Driel: “Ik werk van scène naar scène, van detail naar detail”

Reacties zijn gesloten

Dewederopstandingvaneenklootzak

Dat een Nederlandse film het International Film Festival Rotterdam opent is al een zeldzaamheid, dat hij daarnaast nog wordt geselecteerd voor een Tiger Award is nog nooit voorgekomen. En dat met een speelfilmdebuut. Guido van Driel zette zich in één keer op de kaart met De Wederopstanding van een Klootzak, een wonderschone mix van gangsterfilm, sociodrama en licht surrealisme. Het is de verfilming van zijn eigen graphic novel, over een crimineel die na een aanslag compleet anders in het leven staat en intussen ronddwaalt in Dokkum om de dader te vinden. We spraken met de regisseur over zijn debuut, zijn achtergrond als kunstenaar en zijn manier van werken. “Ik kon al die tekeningen eigenlijk best makkelijk los laten.”

Waarom heb je juist dit verhaal gekozen voor je speelfilmdebuut?
Het was voor mij al vanaf het begin duidelijk dat ik dit verhaal wilde verfilmen. Ik heb me nooit echt bezig gehouden met dat dit een enige kans zou zijn. Dit was voor mij de film die gemaakt moest worden. Ik had het stripboek al meteen met het idee gemaakt dat ik het misschien wel eens als storyboard voor een film zou kunnen gebruiken. Dat was ongeveer in 2004, een jaar later ben ik er toen mee langs Motel Films gegaan.

Dus dat was nog voordat je de One Night Stand Groen Is Toch de Mooiste Kleur voor Gras regisseerde.
Ja. Die film gold uiteindelijk ook als oefening om te laten zien dat ik het niet bij het verkeerde eind had met het idee voor een speelfilm. Dat was een advies van Frans van Gestel (de producent, red.). Hij zei dat het een goed idee was om eerst iets te maken voor televisie, iets korters.

Had hij zelf wel al meteen vertrouwen in het idee om een film van je graphic novel te maken?
Ja, van meet af aan. Hij was er vanaf het begin al enthousiast over, zowel in het verhaal als in mij als regisseur. Dat was eigenlijk nergens anders op gebaseerd dan de strip zelf en hoe ik met hem over films kletste.

Hoe is die strip destijds tot stand gekomen?
Ik had al een idee om een filmscenario te schrijven over een crimineel op wie een aanslag was gepleegd. Ik was erg geïnteresseerd geraakt in het fenomeen van bijna-dood-ervaringen, omdat mensen daar in korte tijd revolutionair mee kunnen veranderen. Dus toen dacht ik dat als een naar persoon zoiets zou overkomen, het interessant zou zijn  om te bekijken welke effecten dat zou hebben. Met dat idee speelde ik voor een scenario. Toen kwam er een opdracht vanuit de gemeente Dongeradeel, waar Dokkum onder valt, om een strip te maken ter gelegenheid van het feit dat 1250 jaar geleden Bonifatius daar vermoord was. Dat kon ik mooi integreren in de zoektocht van de crimineel naar de daders; ik zou hem naar Dokkum toe kunnen laten gaan. Daarbij had ik nog bedacht dat ik wel iets zou kunnen doen met een asielzoeker die niet bij machte was om tijdens een interview met de IND te praten over zijn traumatische ervaringen. Waarmee hij zijn kansen op een verblijfsstatus om zeep hielp. Die twee dingen heb ik gecombineerd.

Het zijn twee compleet verschillende verhaallijnen. Was dat niet lastig om samen te voegen?
Ik heb nogal een onconventionele manier van verhalen ontwikkelen. Ik begin gewoon met een scène die me erg aanspreekt. Voor die strip was dat de scène van de aanslag op Ronnie, waarbij hij een buitenlichamelijke ervaring krijgt en dan boven de mensenmassa op Sensation White hangt. Dat was het eerste dat ik toen getekend heb. Ik weet eigenlijk bij god niet hoe ik dan verder ga met het verhaal. Het is niet zoals het hoort, maar zo werkt het nou eenmaal altijd. Ik werk van scène naar scène, van detail naar detail. Uiteindelijk kom ik er dan achter wat de overwegende structuur is van het verhaal.

Die scène van Ronnies uittreding zat dus al in de strip?
Ja, ik had al vrij precies voor me hoe ik dat wilde hebben. Ik heb daar alleen nog een paar details aan toegevoegd.

Het deed me namelijk sterk denken aan een scène uit Enter the Void van Gaspar Noé, maar die is pas later gemaakt.
Ik heb die film niet gezien, maar het grappige is dat iemand in Rotterdam met precies hetzelfde kwam. Ik heb wel met Lennert Hillege (de cameraman, red.) de scène doorgesproken voordat we hem gingen draaien, en hij zag daar het camerawerk voor zich van Irréversible, ook van Gaspar Noé. Dus we hadden wel bepaald dat we gebruik wilden maken van een bijzondere lens, en dat we de camera wilden wat wilden laten dwarrelen, zodat je gedesoriënteerd raakt. Maar het idee voor de scène zelf was er dus als sinds pakweg 2004.

Hoe is de casting verlopen? Het lijkt me een vreemde gewaarwording om echte gezichten te zoeken bij de personages die je zelf getekend hebt.
Dat viel wel mee eigenlijk. Ik kon al die tekeningen best makkelijk los laten. Ik heb met heel veel plezier alle audities afgenomen. Van tevoren wist ik wel al dat ik hoe dan ook met Leny Breederveld wilde werken. Zij heeft iets over zich heen waardoor dingen zowel geloofwaardig als ook grappig worden op een bepaalde manier. Maar ik heb geen enkele moeite gehad om die personages uit het boek los te laten.

Hoe ben je bij Yorick van Wageningen als hoofdrolspeler gekomen?
Hij stond al op het verlanglijstje met een aantal anderen. Nog voordat we elkaar hadden ontmoet belde hij al dat hij heel erg enthousiast was over het scenario. Ik heb hem twee kaar laten auditeren en daarna heb ik samen met Bas Blokker, mijn medescenarist, besloten dat hij het moest worden. Hij heeft een geweldige fysiek. Ik had wel een lijstje met de ‘usual suspects’, maar over hem was ik uiteindelijk het meest tevreden.

Hij is met name bekend om zijn schurkenrollen, maar hij blijkt hier ook de meer emotionele stukken aan te kunnen. Hoe wist je dat dat zou lukken?
Daar ben ik eigenlijk gaandeweg achter gekomen. In het begin wist ik dat ook niet helemaal. Je kunt nooit helemaal rekenen op zekerheid, het is ook altijd een gok. Dat is inherent aan film maken, dat je een aantal dingen niet kunt controleren. Het scheelt wel veel als je een goed scenario hebt, maar je werkt uiteindelijk toch met mensen. Dat is wel echt een verschil met het maken van een strip. Daar kun je wel zeggen dat je een totale controle hebt. Het is dus ook een beetje de kunst om dat te aanvaarden.

Werkt dat uiteindelijk meer als voordeel of als nadeel?
Ik denk dat het er wel veel spannender door wordt. Ik vond het in het begin wel moeilijk om bepaalde dingen te accepteren. De eerste keer dat ik acteurs regisseerde deden ze iets compleet anders dan ik in mijn hoofd had. Ik kreeg te horen dat ik zo minutieus regisseerde dat acteurs het gevoel kregen dat ze in een harnas werden gedrukt. Dat heb ik wel goed ter harte genomen. Dat hele minutieuze doe ik niet meer.

In de montage zal dat anders werken.
Inderdaad, daar voel ik me ook veel meer in mijn element. Ik weet dan goed wat ik heb aan shots. Dat geeft wel een bepaalde rust, als je weet dat je keuzes eindig zijn geworden: dit is wat je hebt en hier moet je het mee doen. Ik denk dat ik er wel goed in ben om daar het maximale uit te halen. Ik ben als tekenaar natuurlijk ook veel meer visueel ingesteld. Het monteren vind ik echt een groot feest.

Zou je een film kunnen maken met het scenario van een ander?
Daar ga ik op dit moment mee aan de slag, ook omdat ik daar zelf nieuwsgierig naar was. Ik ga een NTR Kort! maken met het scenario van Bastiaan Kroeger. Het is een korte film, dus het is overzichtelijk. En daarbij is het dus interessant om te zien hoe ik het er vanaf breng als ik niet een eigen scenario verfilm. Dat ga ik dus onderzoeken. We gaan ergens in mei of juni draaien.