Tien jaar geleden kwam Dick Maas op het idee om de Sinterklaas-traditie te gebruiken voor een nieuwe Nederlandse horror. Een film waarin de goedheiligman helemaal niet zo lief blijkt te zijn als we allemaal willen geloven. De regisseur van onder andere De Lift (1983) en Amsterdamned (1988) gebruikte, zoals hij vaker deed, de Amsterdamse grachten als setting voor spectaculaire achtervolgingen. “Sinterklaas is eigenlijk een beetje een raar, smoezelig feest geworden.”
Hoe is Sint ontstaan?
“Wat ik niet wilde is dat het alleen een soort slasher-movie zou zijn, dus dat iemand een pak aantrekt en dan gaat moorden, zo’n geijkt patroon. Het moest ook geen parodie worden, maar een serieuze, donkere film. Ik wilde het in een soort epische vorm gieten en het wat grootser maken, om dat hele Sinterklaas-gebeuren te behandelen en de bekende elementen erbij te betrekken. Het duurde een aantal jaar totdat ik een vorm in het script had gevonden. Ongeveer vijf jaar geleden is deze versie ontstaan.”
En toen heeft het nog eens vijf jaar geduurd totdat de film eindelijk gemaakt kon worden. Waarom duurde dat zo lang? Dit lijkt toch op een echte succesformule.
“Dat kun je nu zeggen, nu de film er is. Maar een heleboel mensen die dat in eerste instantie hoorden, hadden dat idee niet. Die begrepen dat misschien niet. Er waren in die tijd een hoop mensen die er geen geld in wilden steken. En het filmfonds begreep het al helemaal niet, die had het afgewezen. Het script was niet goed, de karakters deugden niet. Het was helemaal niet zo dat mensen het meteen een goed idee vonden. Ik denk dat sommigen het misschien zelfs wel een belachelijk idee vonden.”
Heeft het filmfonds een aversie tegen horrorfilms?
“Nou, ze roepen altijd van niet. Ik kan ook niet hardmaken dat ze er wel een hekel aan hebben. Het filmfonds heeft een commissie die je script beoordeelt. Dat zijn collega’s, zoals producenten, editors en geluidsmensen. De meesten hebben inderdaad niks met horrorfilms, als je ziet wat er gemaakt wordt. Het zijn altijd een beetje zware drama’s of mensen die eindeloos door de polder lopen en diep nadenken. De meeste mensen in de commissie begrijpen het dus niet zo. Ze kunnen er eigenlijk niet over oordelen als het iets is waar ze geen feeling mee hebben.”
Ze zouden eigenlijk moeten kijken naar wat een succes zou kunnen worden.
“Ja, maar dat weet dus niemand, en daarom ben ik ook zo tegen commissies. Voor bepaalde gevallen kan het, maar ik vind dat de procedure voor een aantal mensen anders moet zijn. Onze track-record zou moeten meespelen. Ik heb nog nooit minder dan 400.000 bezoekers voor een Nederlandse film gehad. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld Paul Verhoeven, of voor Alex van Warmerdam, die een track-record heeft in het artistieke vlak. Het is onzin dat een commissie dan staat te beoordelen wat wij willen en wat we in onze scripts moeten veranderen. Niemand kan een hit voorspellen. Kon je dat wel, dan zou je hartstikke rijk zijn. Dus je kunt eigenlijk alleen maar vertrouwen uitspreken in mensen, niet in projecten.”
Er is een flinke controverse ontstaan, had je van tevoren ook die intentie?
“Voordat überhaupt dat gezeik over die poster begon, ging het al heel goed in de publiciteit. Iedereen vond het idee leuk, de trailer op internet sloeg meteen aan, die werd als een gek bekeken. En toen kwam Johan met z’n opmerking over de poster. In eerste instantie kreeg ik dat via een interne mail onder ogen. Ik had iets van: dat ga ik naar buiten brengen, ik vond het zo absurd. Iedereen is daar toen opgesprongen. Ik had niet eens verwacht dat hij echt naar de Reclame Code Commissie toe zou stappen, maar dat deed hij wel. Dat ging ik niet stilhouden, dat heb ik lekker uitgebuit.”
Heb je tijdens het filmen van de achtervolgingen langs de grachten terug moeten denken aan Amsterdamned?
“Het is logisch dat als je daar weer staat, met grote totalen en hele uitgelichte grachten, dat het daar aan doet denken. Ik wilde niet zo’n klein, opgesloten drama maken. Het moest wijd en episch zijn, met een grote scope. Ik had af en toe wel het gevoel dat ik weer hetzelfde stond te doen als twintig jaar geleden. Daar ontkom je niet aan. Maar dit is toch net weer even wat anders, wat moeilijker. Met een paard op de daken zit je met een heel ander soort shots. Tegenwoordig heb je ook van die drempels op de grachten. Bij Amsterdamned konden we lekker doorscheuren, hier moesten we steeds inhouden.”
“We wisten bij heel veel dingen niet hoe het zou uitpakken. Je kunt wel een achtervolging over de daken bedenken, maar omdat het nog nooit gedaan is, en omdat we ook financieel niet de middelen hebben, moet je af en toe wat improviseren. Dan is het altijd afwachten wat eruit komt. In dit geval is het soms zelfs beter geworden dan ik oorspronkelijk gedacht had. Je houdt natuurlijk een beetje je hart vast, met zo’n klein budget. Er zitten ongeveer 250 visuals in de film, maar er hoeven er maar twee fout te zijn. Goede visuals ziet nooit iemand.”
Viel je keuze voor de titelrol meteen op Huub Stapel?
“Er was eerst nog discussie of we wel een goede acteur zouden gebruiken, omdat hij 90 procent van de film met een masker op zit, en dan herkent niemand hem meer. Een stuntman was bijvoorbeeld veel makkelijker (goedkoper) geweest. Maar ik was daar tegen, de nuances die een acteur erin kan leggen zijn natuurlijk veel beter dan die van een stuntman. En Huub kon ook al paardrijden, dus dat was lekker makkelijk. Ik ken hem natuurlijk al heel lang, dus het werd ook weer eens tijd.”
De personages in de film leveren vaak kritiek op de Sinterklaas-traditie. Kijk je er zelf ook zo tegen aan?
“Zo langzamerhand wel geloof ik. Het is ook eigenlijk een beetje een raar, smoezelig feest geworden. Het is ook raar dat je kinderen zeven jaar voorliegt en je daar eigenlijk toe wordt gedwongen door de maatschappij, anders ben je een outcast. Het is een soort commercieel gebeuren geworden. Dat gebruik ik zelf natuurlijk ook wel, maar als je zegt dat het volgend jaar ophoudt: prima.”
Sint draait vanaf 11 november in de bioscoop. Lees hier onze recensie.
Reacties zijn gesloten.