Een interview met Koen Mortier over 22 mei
In vergelijking met zijn regiedebuut Ex Drummer, waarmee hij vier jaar geleden (in sommige scènes letterlijk) de filmwereld op zijn kop zette, houdt Koen Mortier zich in zijn nieuwste film best in. 22 mei, een drama over een beveiliger die na een bomaanslag met schuldgevoelens rondloopt, is meer ingetogen en heeft nergens het absurdisme dat de 46-jarige cineast in zijn eerste film liet zien. Toch blijkt hij wel degelijk over een eigen vaste stijl te beschikken. Een interview met de regisseur.
22 mei wordt veel vergeleken met uw eerste film, Ex Drummer. Wat vindt u daar zelf van?
“Dat weet ik eigenlijk niet zo goed. Het is wel logisch om het te vergelijken met m’n vorige film. In de editing begon ik wel steeds meer in te zien dat er inderdaad wel een link was in stijl en gevoel op een rare manier, terwijl het twee totaal verschillende films zijn. Maar toch voelde ik wel dat het een soort familie van elkaar was.”
Waar zat dat in?
“Uiteraard in de cast en het acteren dat daaruit volgt, maar ik denk ook dat het heel veel te maken heeft met de filmische stijl. Waar je de camera zet, de dynamiek ervan. Een soort van nonchalante slordigheid noem ik het altijd, mijn films lijken nooit echt strak. Ik vond het vooral confronterend om dat zelf te merken. Je weet van tevoren niet dat je met een bepaalde stijl bezig bent, ik had het eigenlijk niet verwacht. Er zijn duidelijke verschillen aan te wijzen, maar dan ergens herken je toch dat het van dezelfde maker is. Dat herkennen de meeste mensen ook, een soort stempel van mij.”
Maar zelf had u dat in eerste instantie niet door.
“Nee, je voelt dat niet echt van jezelf. Het was ook een hele andere film om te draaien.”
Vallen al die vergelijkingen u nu dan tegen?
“Nee, het is eerder leuk. Ik krijg dan ook wel het gevoel dat ik met een eigen oeuvre bezig ben en als cineast een stempel op mijn eigen werk kan zetten. Ik zou niets erger vinden dan een gezichtsloze cineast te zijn, waar niemand echt bij zou kunnen zeggen: die film is duidelijk van hem.”
Bent u dan bewust bezig met ‘anders zijn’?
“Nee. Niet echt. Blijkbaar doe ik dat onbewust. Ik ben er vroeger wel mee bezig geweest, toen ik korte films maakte. Toen wilde ik per se anders zijn, per se beeld anders proberen te vertalen. Wat in mijn hoofd zat als beeld klikte niet echt met een bestaand clichébeeld. Toen was ik daar echt mee bezig, nu minder, het gaat meer onbewust. Het is wel zo dat ik experimenteer met filmtaal, waardoor ik automatisch probeer conventies van me af te schudden, bepaalde filmclichés naast me te leggen. Zoals de flashback, waar in 22 mei veel gebruik van gemaakt wordt. Die wordt hier meer ervaren op een manier die dichter bij de mens ligt dan de normale filmflashback. Die kennen we allemaal, dat is altijd een redelijk precieze weergave van het verleden. Maar in werkelijkheid is een herinnering juist heel troebel en zitten er veel mankementen aan. Dat heb ik in de film proberen terug te laten komen, zodat de herinneringen van het personage meer menselijk leken.”
Ontstond dat warrige en chaotische van de film al in het scenario, of pas later?
“In het scenario was dat al deels aanwezig, maar tijdens het draaien is dat nog meer naar voren gekomen. Ik ben kleren en figuranten gaan veranderen, ik heb geen rekening meer gehouden met de continuïteit van de film, dat was niet meer belangrijk. Ik wou niet alleen verschillende standpunten laten zien, maar ook verschillende gedachten. Iedereen ervaart iets op een andere manier, dat wou ik op die manier proberen duidelijk te maken.”
De soundtrack speelt een belangrijke rol in 22 mei. Hoe is die tot stand gekomen?
“Ik was in L.A. voor een gesprek en ging daarna naar de Amoeba, de beste platenzaak van Los Angeles. Ik had toevallig daarvoor een boek gelezen waarin het hoofdpersonage het altijd heeft over ‘the smell of mustard gas and roses’, en toen zag ik een CD liggen van een band met de naam Mustard Gas and Roses. Toen ik thuis kwam heb ik de plaat beluisterd en dat was precies de sfeer die ik zocht voor de film. Ik ben gaan opzoeken wie erachter zat, dat was Mike Gallagher. Dat bleek de gitarist van Isis te zijn, waarvan ik de muziek voor Ex Drummer had gebruikt, dus dat was een heel grappig toeval. Ik heb hem toen gesproken en hem het script toegestuurd. Ik wilde de muziek op voorhand hebben, ik wil zoveel mogelijk werken met muziek voordat ik begin met filmen. Hier was dat vooral belangrijk omdat de muziek een deel van de soundscape moest zijn, voor mijn gevoel. Toen er een stuk of vijftien nummers af waren heb ik het aan de acteurs en de crew laten horen, om het gevoel van de film te laten spreken. Uiteindelijk heb ik toen bepaalde muziekstukken bij bepaalde scènes geplaatst en dat in de montage geprobeerd uit te werken. In de laatste twee weken van de montage heb ik Mike gevraagd terug te komen om de muziek precies te laten aansluiten bij de scènes. Maar de rest is gebeurd voor het filmen zelf.”
Heeft u inmiddels al plannen voor nieuwe films?
“Ik loop met twee projecten rond. De een is Haunted, naar het gelijknamige boek van Chuck Palahniuk, de schrijver van Fight Club. Het script is al in zijn vierde of vijfde versie. Het is nu een beetje zoeken naar mensen die er geld in willen steken, het is een redelijk gewaagd project. Ik ben intussen ook nog met een Italiaanse film bezig, gebaseerd op de samenkomst van de G8 in Genua in 2001, waar een Italiaanse jongen werd doodgeschoten. Ik weet verder echt nog niet hoe het eruit gaat zien, ik heb wel losse ideeën, maar het is nog niet echt samengesteld.”
22 mei draait vanaf 22 mei in de bioscoop