Op 10 januari 2008 beleeft de film Bloedbroeders zijn première. De opnamen hiervoor zijn in juli 2007 gestart. Het is een psychologische thriller. De scenarioschrijvers, Bert Bouma en Jan Bernard Bussemaker, hebben zich bij het schrijven van het script laten leiden door de geschiedenis van de Baarnse moordzaak. De film vertelt het verhaal van Simon, die er alles voor over heeft om deel uit te kunnen maken van de wereld van de steenrijke broertjes Van Riebeeck. Door samen met hen een moord te plegen, denkt hij dat ze vrienden voor het leven zullen worden.
De hoofdrollen in Bloedbroeders worden gespeeld door Matthijs van de Sande Bakhuyzen, Sander van Amsterdam, Derk Stenver en Erik van Heijningen. Andere rollen in de film worden, onder andere, vertolkt door Pierre Bokma, Betty Schuurman en Raymond Thiry.
De Baarnse moordzaak betreft een geruchtmakende strafzaak uit het begin van de zestiger jaren. Neerlands Filmdoek duikt in de geschiedenis van deze strafzaak, die niet alleen vele pennen in beweging heeft gebracht, maar die, zoals blijkt, ook na ruim veertig jaren veel inspiratie heeft geboden voor het scenario van een nieuwe Nederlandse speelfilm. In dit eerste deel wordt het verhaal verteld van de moord tot en met de arrestatie. In het tweede deel worden vervolgens nauwkeurig de openbare terechtzitting en de uitspraak beschreven en wordt de film met de ‘werkelijkheid’ vergeleken.
De Baarnse moordzaak (1961)
Op 27 oktober 1961 is de heer Miltenburg, metselaar van beroep, druk bezig in de tuin van een immense villa aan een statige laan in het Utrechtse Baarn. De vrouw des huizes heeft hem ingehuurd om de afwatering van een nieuw kippenhok in orde te maken. Als Miltenburg de oude waterput heeft opengelegd treft hij daarin tot zijn niet geringe schrik een in verre staat van ontbinding verkerend lijk. De politie wordt gewaarschuwd. Hoofdagent-rechercheur Smit van de gemeentepolitie te Baarn begeeft zich samen met zijn collega Pit onmiddellijk ter plaatse. In de put – die een diepte heeft van 1.10 meter en een breedte van ongeveer 80 centimeter – zien zij, op bladaarde, een geheel ontvleesd onderbeen met voet. Aan die voet bevindt zich een korte blauwachtige herensok.
Als de put later nog verder wordt opengelegd treffen zij, naast een compacte massa bestaand uit zand, bladaarde en veel gebluste kalk, een tweede van vlees ontdaan onderbeen aan. Aan de voet daarvan is wederom een korte blauwachtige herensok aanwezig. De compacte massa blijkt restanten van een menselijk lichaam te bevatten. Die restanten worden voor nader onderzoek overhandigd aan de patholoog-anatoom en gerechtelijk deskundige dr. J. Zeldenrust. In de sectiekamer van het Algemeen Ziekenhuis te Baarn onderzoekt hij het stoffelijk overschot van een vooralsnog onbekend persoon. Hij komt tot de conclusie dat het het lichaam betreft van een jongen ter lengte van 1.65 meter tot 1.70 meter, die omstreeks 14 à 15 jaar oud moet zijn geweest.
Op zijn schedel worden vier defecten aangetroffen, kennelijk veroorzaakt door het slaan met een zwaar smal voorwerp. Dr. Zeldenrust denkt aanvankelijk dat het lichaam zo’n vijftien jaren geleden, vermoedelijk nog in oorlogstijd, in de waterput is verstopt. Later moet hij die conclusie bijstellen. De kledingresten die aan het lichaam of in de put zijn aangetroffen zijn in het gerechtelijk laboratorium onderzocht. Het betreft kleding uit de tweede helft van de vijftiger jaren. Het moderne dessin op de gevonden sportblouse zou zelfs kunnen betekenen dat het lijk nà 1955 in de put moet zijn geworpen.
Op het politiebureau in Baarn werkt de hoofdinspecteur Backer tezamen met de rechercheurs Smit en Pit aan de zaak. Bij het napluizen van lijsten van vermiste personen stuiten ze op Theo Mastwijk. Hij wordt al geruime tijd vermist. Op een oude politiefoto van Theo is te zien dat hij een sportblouse draagt met, op het eerste oog, hetzelfde dessin als op het ontzielde lichaam in de waterput. Nieuw onderzoek bij het gerechtelijk laboratorium wijst uit dat het dessin van dit sporthemd van Theo Mastwijk volkomen identiek is aan het dessin van de in de put aangetroffen blouse. Het skelet, aangetroffen in de massa van bladaarde, zand en gebluste kalk, is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het stoffelijk overschot van Theo Mastwijk, die op veertienjarige leeftijd plotseling van de aardbodem bleek te zijn verdwenen.
Theo Mastwijk bezoekt de rooms-katholieke Ulo in Baarn, spijbelt vaak en heeft al meerdere malen te kennen gegeven dat hij weg wil uit Nederland en op de grote vaart wil werken. Zijn ouders gaan er voor hun eigen gemoedsrust maar van uit dat hun zoon zijn plannen om de wijde wereld in te trekken ten uitvoer heeft gelegd. Ze hebben bij de politie wel aangifte gedaan van diens vermissing.
Theo Mastwijk door drie leeftijdsgenoten vermoord
Theo Mastwijk wordt medio 1960 door de politie aangehouden als hij op een brommer zó onvoorzichtig rijdt dat hij bijna onder een bus terecht komt. De bromfiets blijkt gestolen te zijn. Theo moet mee naar het politiebureau. Na zijn verhoor mag hij naar huis, op voorwaarde dat hij zich de volgende dag opnieuw aan het bureau zal melden. Theo gaat ’s anderendaags niet naar het bureau, maar raadpleegt zijn vrienden Henny en de broers Boudewijn en Ewoud. Die laatste twee wonen, samen met hun ouders, in een wel veertig kamers tellende villa in Baarn.
Henny, Boudewijn en Ewoud hebben zich in het verleden, samen met Theo Mastwijk, overgegeven aan diefstalletjes. Her en der hebben zij snoep en andere snuisterijen gepikt. En het zou best mogelijk zijn dat Theo op het bureau zal “doorslaan” en hen erbij zal lappen. Theo moet dus maar onderduiken in een van de torenkamers in de villa van de ouders van Boudewijn en Ewoud. Ze spreken met hem af dat hij na verloop van tijd naar het buitenland zal worden gebracht. Dagelijks brengen de twee broers hem eten en drinken. Hun ouders weten van niets.
Na een paar weken ontstaat er een groot probleem. Ewoud en Boudewijn moeten met hun ouders op vakantie naar Zwitserland. En wie geeft Theo in die tijd te eten en te drinken? Henny, Boudewijn en Ewoud komen bij elkaar om te overleggen. Zij zien geen andere oplossing dan Theo maar te doden. Diverse plannen passeren de revue. Zullen ze hem vergiftigen, wurgen of zijn hersens inslaan? Het ontzielde lichaam zal daarna kunnen worden begraven in de oude verborgen waterput in de grote, de villa omringende tuin. Over het lichaam zal ongebluste kalk worden gestort. Een van de drie jongens pikt al vast een zak ongebluste kalk bij een zand- en grindbedrijf in Baarn.
In de nacht van 1 op 2 augustus 1960 halen Henny en Boudewijn de niets vermoedende Theo uit de torenkamer op. Zij vertellen hem dat hij zich in de schuur moet wassen en dat hij vervolgens over de grens wordt gebracht. Theo loopt argeloos mee. In de tuin gooit Henny een waslijn om zijn hals. Als de lijn stevig wordt aangetrokken glijdt deze door Henny´s vingers. Theo is overigens wel gevallen. Als hij op de grond ligt, slaat óf Ewoud, óf Boudewijn hem met een soort hakmes meerdere malen op het hoofd. Vervolgens wordt zijn lichaam naar de put gesleept. Met het hoofd naar beneden laten ze het in de put glijden. De ongebluste kalk wordt in de put gegooid. Daarna wordt er water over heen gegoten. Een hevig sissend geluid weerklinkt. De put wordt vervolgens gedicht. En er zou geen haan meer naar gekraaid hebben als metselaar Miltenburg de put in oktober 1961 niet ten behoeve van een betere afwatering voor het kippenhok zou hebben opengelegd.
De arrestatie en de blunder van de hoofdofficier
De politie is ervan op de hoogte dat Theo Mastwijk in het verleden ´kattenkwaad´ heeft uitgehaald met Henny en de broers Boudewijn en Ewoud. De politie gaat naar hen op zoek. Op 2 november 1961 wordt Henny gearresteerd. Hij bekent al snel dat Theo in de immense villa in Baarn opgesloten heeft gezeten, is gedood en in de put is gedumpt. Daags na deze bekentenis wordt Boudewijn, inmiddels eerstejaarsstudent, in Amsterdam aangehouden. Zijn jongere broer Ewoud logeert bij familie in ‘s-Gravenhage. Ook hij wordt gearresteerd. Ewoud bekent dat hij betrokken is geweest bij de voorbereidingen van de moord op Theo Mastwijk en dat hij heeft geholpen om diens lijk te verdonkeremanen. Boudewijn daarentegen ontkent hardnekkig er iets mee te maken te hebben.
Omdat Boudewijn tegen beter weten in blijft ontkennen betrokken te zijn geweest bij de dood van Theo Mastwijk, besluit de Utrechtse hoofdofficier zich persoonlijk met de zaak te gaan bemoeien. Hij praat op 6 november 1961 urenlang, tot twee uur ´s nachts, met Boudewijn op het politiebureau in Baarn. Staat er eerst een agent te posten voor de verhoorkamer, later die avond, als de hoofdofficier het verslag van het gesprek met Boudewijn heeft doorgenomen en hem wil terugbrengen naar diens cel, is de agent al naar huis gegaan. Boudewijn ziet zijn kans schoon, hij duwt de hoofdofficier opzij en holt op kousenvoeten naar buiten, de vrijheid tegemoet.
De pers krijgt lucht van diens ontsnapping. Nederland is in rep en roer. Man en macht wordt ingezet om de ontsnapte moordenaar op te speuren. Woensdagmiddag 8 november 1961 omstreeks vier uur wordt hoofdofficier door een advocaat gebeld. Hij zegt dat Boudewijn thuis bij zijn ouders zit en kan worden opgehaald. Gek genoeg waarschuwt de hoofdofficier niet direct de politie, die met ruim honderd man nog steeds naarstig naar Boudewijn op zoek is. Eerst om zes uur ontvangt de politie het bericht dat hij weer gearresteerd is. Het politiepersoneel, dat twee uur lang voor niets heeft gezocht, is woedend. Daar komt nog bij dat niet de politie, maar de hoofdofficier zelf Boudewijn thuis op haalt. Ook de vader van Boudewijn rijdt in de auto van de hoofdofficier mee om Boudewijn bij het Huis van Bewaring af te leveren. De media spreekt van ‘klassenjustitie’. De gang van zaken tijdens het verhoor van Boudewijn wordt van hogerhand onderzocht. In februari 1962 krijgt de minister van Justitie het onderzoeksverslag. De bewindsman legt aan hoofdofficier “wegens plichtsverzuim, bestaande in gemaakte, ernstige beleidsfouten” de disciplinaire straf van een schriftelijke berisping op. Het geloof in de rechtstaat lijkt hersteld.
Het verhaal achter de film – deel 2:
Het tweede deel concentreert zich op de gebeurtenissen rondom en tijdens de openbare terechtzitting, de uitspraak en de inspiratie die de tragische gebeurtenis betekende voor vele schrijvers. Tot slot wordt de film langs de historische meetlat geplaatst.
Klik hier om naar het tweede artikel te gaan.
De tekst van de uitspraak is gepubliceerd in de Nederlandse Jurisprudentie (NJ), 1963, 494. De NJ is een wekelijks verschijnend tijdschrift, waarin belangrijke rechterlijke uitspraken worden opgenomen. Voor een complete literatuurlijst zie deel 2.