web analytics

Gezichtsbepalers van de Nederlandse cinema #6: Bert Haanstra

Reacties zijn gesloten

In 2007 werd in opdracht van het Nederlands Filmfestival de Canon van de Nederlandse Film gepresenteerd; 16 gezichtsbepalende films die de veelzijdigheid van de Nederlandse cinema moeten weerspiegelen. De commissie bestaande uit filmwetenschappers, historici, explicateurs en journalisten kozen voor een selectie van lange en korte films in zwart wit of kleur, met of zonder geluid, documentaires en animatie film. Aan de hand van de filmcanon presenteert NeerlandsFilmdoek een 16-delige reeks waarin de makers van deze gezichtsbepalende films centraal staan. Vandaag deel 6: Bert Haanstra.

Fanfare

Fotograaf
Bert Haanstra werd 1916 geboren in Espelo en bracht zijn jeugd voornamelijk door in Twente. Na een opleiding tot fotograaf trok hij naar Amsterdam om daar in de jaren ’30 als persfotograaf aan de slag te gaan. Gedurende de oorlogsjaren werkte hij bij het Gemeentelijk Energie Bedrijf waar hij in het verzet terecht kwam en strategische locaties fotografeerde die belangrijk waren voor de geallieerden. De opnamen werden vervolgens naar de Nederlandse regering in Londen gesmokkeld. Voor zijn verzetswerk ontving Haanstra het Verzetsherdenkingskruis en werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Naast zijn werkzaamheden voor het verzet volgde hij een schildersopleiding aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten.

Documentairemaker
Bert Haanstra debuteerde in 1949 als filmregisseur met een korte opdrachtfilm over het Muiderslot: De Muiderkring herleeft. Met Spiegel van Holland (1950) won hij de grote prijs voor de korte film op het filmfestival van Cannes. In de acht jaar die hierop volgden, maakte hij niet minder dan dertien korte documentaires, waaronder Panta Rhei (1952), En de zee was niet meer (1956) en Rembrandt schilder van de mens (1957). Deze kenmerkten zich door de beeldende pracht, visuele foefjes en ritmische montage en toonden vooral de mens en het leven in Nederland zoals dat was. Maar Haanstra wilde eens wat anders, of beter gezegd: hij had altijd al één grote wens gehad: het maken van een avondvullende komedie. Samen met Jan Blokker bedacht hij een oerhollands verhaal, gelegen in een oerhollands dorpje; Fanfare (1958). De film was met 2.6 miljoen bezoekers een ongekend groot succes.

Oscarwinnaar
In 1959 verwierf Haanstra internationale faam door als eerste Nederlander een Oscar te winnen met zijn film Glas, een zeer vernuftig gefilmde en gemonteerde documentaire zonder commentaar die het productieproces van glas laat zien. Ook Alleman (1963), een documentaire over Nederland en de Nederlanders met commentaar van de destijds enorm populaire schrijver Simon Carmiggelt, werd genomineerd voor een Oscar. De film is met 1.6 miljoen bezoekers nog altijd de best bezochte documentaire uit de Nederlandse filmgeschiedenis. In de jaren ’60 regisseerde hij tevens onder andere de speelfilm De Zaak M.P. (1960) en de documentaire De Stem van het Water (1966) waarbij in de stijl van Alleman de verbondenheid van Nederlanders met het water wordt verbeeldt.

Latere jaren
In de jaren ’70 maakte Haanstra onder andere twee speelfilms met Kees Brusse in de hoofdrol. Dokter Pulder Zaait Papavers (1975) werd een drama over een dorpsdokter die wordt geconfronteerd met de drugsverslaving van een collega. Zijn volgende film Een Pak Slaag (1979), gebaseerd op de gelijknamige roman van Anton Koolhaas, werd slecht ontvangen en Haanstra kreeg kort na het uitbrengen van de film een hartaanval, waarvan hij herstelde. In 1988 maakte hij op tweeënzeventig jarige leeftijd zijn laatste film; Kinderen van Ghana, een documentaire voor Unicef. In 1996 werd de Bert Haanstra Oeuvreprijs van het Nederlands Fonds voor de Film in het leven geroepen, die hij als naamgever als eerste won. Haanstra overleed op 23 oktober 1997 in Hilversum na een jarenlange strijd tegen alzheimer.

Fanfare
In de Nederlandse filmcanon is de Haanstra-klassieker Fanfare opgenomen. Fanfare speelt zich af in het fictieve, pittoresk dorpje Lagerwiede en gaat over het uiteenvallen van een fanfarekorps in twee kampen die beide op eigen houtje willen meedoen aan een concours. De gemeente staat echter maar één fanfare toe deel te nemen, en wel die met een numerieke meerderheid. De beide kampen doen er vervolgens alles aan om de meerderheid te verwerven. Fanfare is een komische, warme en vooral oprechte film met een hoge grapdichtheid, van slapstick tot subtiele humor. De film kent een vriendelijke onbezorgde en ‘gemeenschappelijke’ sfeer die meer films uit het oeuvre van Haanstra kenmerken.

Het speelfilmdebuut van Haanstra is van groot belang geweest voor omslag in de Nederlandse filmproductiegeschiedenis na de Tweede Wereldoorlog. In de periode 1948-1957 verschenen er slechts elf lange speelfilms in de Nederlandse bioscopen. De pers was meestal weinig positief en vroeg zich openlijk af of ‘we nog wel door moesten gaan met het produceren van films.’ Op documentaire gebied was dit totaal anders. Ivens, Van de Horst en Haanstra leverden de een na de andere (inter)nationaal gewaardeerde documentaire af. Deze stroming bleef dan ook lang dominant in de Nederlandse film.

Het succes van Fanfare bracht hier, samen met de speelfilms van Fons Rademakers, verandering in en luidt een nieuw tijdperk in voor de Nederlandse fictiefilm. Ook de stijl van fictiefilms veranderd door Fanfare. Waar het grootste deel van de na de oorlog verschenen films voortborduurden op de algemene manier van filmmaken uit de jaren dertig, filmde Haanstra in de open natuur, werd acteren in film meer naturel en werd een sturend en kenmerkend principe van film – de montage – van grote waarde.