Het blijft iets magisch: een film aanschouwen op het grote, witte doek. Wanneer de zaal dan ook nog eens zit volgepropt met uitgelaten jonge kinderen, is de betovering compleet (anders). Van de immersieve, ultieme bioscoopervaring die gepredikt wordt door een groot aantal vooraanstaande filmtheoritici van de afgelopen eeuw – complete stilte, een pikdonkere zaal en optimaal beeld en geluid – blijft plots niets meer over. Een heel ander soort magie maakt zich van de kijker meester.
Zo zat ik afgelopen week in een afgeladen zaal vol met aanstekelijk kroost te kijken naar Kikkerdril, een charmante jeugdproductie van Simone van Dusseldorp. Een unieke ervaring, die me deed terugdenken aan de vertoning van Kapitein Rob en het Geheim van Professor Lupardi tijdens het afgelopen Nederlands Film Festival. Ook toen bleek dat kinderen film op een heel andere manier ondergaan en beleven dan een ‘volwassen’ kijker.
In plaats van ijzige en vaak gewenste stilte (wie ergert zich niet aan krakende chips en popcorn en overdreven gelach en te hard gefluister), wordt er gejoeld, geschreeuwd en gereageerd op datgene wat op het scherm gebeurt: het benaderen van kinderen, en dus het maken van een jeugdfilm, blijkt en blijft een vak apart. Dit onschuldige enthousiasme werkt aanstekelijk en vertederend. Om u een kleine indruk te geven van een dergelijke ervaring, volgt hieronder het stukje dat ik ten tijde van het Nederlands Film Festival schreef over de vertoning van Kapitein Rob:
Het is een gek gezicht zo vroeg in de ochtend: honderden kinderen samengepakt voor de Stadsschouwburg. Trappelend van ongeduld staan ze te wachten op het sein dat ze naar binnen mogen. Welke film ze vandaag gaan zien? ‘Kapitein Bob!‘, roept er eentje. ‘Nee-eeh, Kapitein Rób‘, wijst een klasgenootje hem terecht. Als de deuren dan eindelijk opengaan klinkt spontaan gejuich op. Joelend en enthousiast stromen de eerste kinderen naar binnen. Ze hebben er zin in, dat mag duidelijk zijn. ‘Met school ga je niet elke dag naar de bios!’
Niet minder dan 900 kinderen worden er deze ochtend verwacht bij de schoolvertoning van Kapitein Rob en het Geheim van Professor Lupardi. De leerlingen, afkomstig uit de groepen 3 tot en met 8 van scholen uit de directe omgeving, worden per klas naar binnen geleid. Dat is maar goed ook, anders zou het al snel in een (gezellige) chaos ontaarden. Terwijl opvallend veel kinderen nog even naar het toilet moeten, rent een ander deel al druk door de foyer.
Glunderend betreden de kinderen vervolgens de zaal. Als na een korte inleidende toespraak de lichten worden gedempt, begint een groot deel spontaan te klappen en steekt een oorverdovend gegil de kop op. De docenten proberen ze tot stilte te manen, maar de kinderen zijn door het dolle heen. Als de lichten wegens een technisch probleem weer even aanspringen, scandeert men spontaan: ‘Licht uit!’ ‘Licht uit!’
Tijdens de vertoning blijkt dat kinderen anders op film reageren dan mensen op latere leeftijd. Er wordt fanatiek gereageerd op datgene wat er op het scherm gebeurt, alsof dat wat ze zien zich ook daadwerkelijk recht voor hen afspeelt. Vooral de heroïsche scènes van Kapitein Rob blijken het goed te doen: meer dan eens klinkt er gejoel en applaus wanneer hij iemand overmeestert.
Als Thijs Römer (Kapitein Rob, red.) na de film vraagt of ze het leuk vonden, weet eigenlijk iedereen het antwoord al. Toch laten de kinderen ook deze kans niet onbenut om nog één keer enthousiast ‘Jaaa!’ te roepen.