Hiep hoi, eindelijk weer eens een Nederlandse film die ophef veroorzaakt. Rond de Pasen dook de eeuwige kip-of-ei-vraag in een nieuwe variant op: hangen de jongeren in ‘Snackbar’ omdat ze door iedereen worden neergezet als hangjongeren, of worden ze beschouwd als hangjongeren omdat ze altijd maar hangen? Bij Pauw en Witteman opteerde acteur Larbi Ahmed Salah met een indrukwekkende reeks clichés voor de eerste optie.
In een interview met Bor Beekman van de Volkskrant lijkt regisseur Meral Uslu in eerste instantie de ‘fly on the wall’-documentairemaakster die ze van oorsprong is: ‘Dit is wat ik zag’. En dus zijn de hoofdpersonen in ‘Snackbar’ crimineel, gewelddadig en seksistisch. Uiteindelijk neemt ze het voor de jongeren op: ‘Ik denk dat ze zich zo gedragen omdat ze toch al zo worden bestempeld: kutmarokkanen. Als je nu jong bent en Marokkaan – alleen al hoe vaak ze hun identiteitsbewijs moeten laten zien. Dan steek je op een gegeven moment je middelvinger op. Ok, dan ben ik toch zo?’
Gek is dat. Een film die een zeer onsympathiek beeld van Marokkaanse criminele jongeren oproept (zo zeer zelfs dat omroepen er geen geld in wilden steken, tot vermaak van GeenStijl, dat ‘Snackbar’ maar meteen nomineert voor een fokking Gouden Kalf), blijkt nog steeds bedoeld om het voor diezelfde jongeren op te nemen. ‘Snackbar’ is misschien waarheidsgetrouwer dan ‘Shouf Shouf Habibi’, maar wat heeft dat voor zin als de makers weigeren te zeggen dat de personages rotzakken zijn?
Natuurlijk zijn er allerlei sociale en culturele omstandigheden denkbaar waardoor deze hangjongeren zo geworden zijn, maar toch: rotzakken zijn het. Het zou de discussie goed doen als dat voor eens en voor altijd kon worden vastgesteld. Vergoelijking van rotgedrag is a) te veel eer en b) domweg beledigend voor alle allochtone jongeren die niet de hele dag voor een snackbar hangen.