web analytics

De nieuwe Dick Maas?

Reacties zijn gesloten

5 februari gaat de actiekomedie Spion van Oranje van regisseur Tim Oliehoek in première. Ongetwijfeld zullen er, net als na de release van Vet Hard (2005), parallellen getrokken worden met cineast Dick Maas (Flodder, Amsterdamned, Moordwijven). Verrassend is dit niet, te meer omdat Oliehoek zelf al meerdere malen heeft aangegeven groot fan te zijn van Maas’ films. Is de nieuwe Dick Maas, zoals hij al tijdens zijn studie aan de Filmacademie genoemd werd, inderdaad opgestaan?

 

 

Er valt iets voor te zeggen. Oliehoek bewijst – net als in Vet Hard – vaardige en gelikte actiescènes te kunnen regisseren. Autoachtervolgingen, ontploffingen en andere stunts worden vakkundig en met overzicht in beeld gebracht. In Spion van Oranje vallen hierbij met name de laatste vijfentwintig minuten op, waarin de film vrij letterlijk de vorm aanneemt van een achtbaanrit. Een actievolle autoachtervolging, een spannende vliegtuigscène en een aantal ontploffingen en andere stunts zijn het gevolg.

 

Het hoort kennelijk bij het genre, want ook Dick Maas’ oeuvre zit vol met dergelijke scènes. Zo bevat zijn laatste film Moordwijven eveneens een vaardig en spannend in beeld gebrachte autoachtervolging en een explosieve scène met een klein vliegtuig. In eerdere films probeert Maas de attentie van de kijker op soortgelijke wijze vast te houden: wie herinnert zich de speedbootachtervolging in Amsterdamned niet meer? Of de diverse autoachtervolgingen en de explosieve scène met de legertank in Flodder?

 

Toch is Oliehoek nog lang niet op het niveau waarop Maas zich momenteel bevindt. Qua actiescènes ontlopen de twee elkaar wellicht niet veel, maar waar Maas zijn films steeds zuiver van toon weet te houden en de rust en het overzicht niet alleen beperkt tot de actiescènes, daar heeft Oliehoek zichtbaar meer moeite met het regisseren (en schrijven) van spel- en andersoortige actieloze scènes. Hierdoor weten zowel in Vet Hard als in Spion van Oranje een aantal sequenties niet de juiste toon te vinden en krijgt het geheel een wat zwalkende aanblik.

 

In Spion van Oranje zitten een aantal sequenties die bijzonder flauw en te uitgekauwd ogen. Vooral het eerste half uur heeft de film moeite de juiste toon te vinden. Paul de Leeuw speelt zijn typetje François van Vliet te groteske en de scène in de Koninklijke grafkelder te Delft is een aaneenschakeling van matte, niet-rake grappen. Waar het tempo in de actiescènes hoog ligt en de regisseur blijk geeft van rust en overzicht, daar zijn dit soort scènes dermate uitgesponnen, vaak druk en zonder werkelijk hoogtepunt – niet elke grap hoeft geslaagd te zijn, maar wanneer er een salvo aan melige wordt afgevuurd zonder dat ze de kijker raken, klopt er iets niet – dat het tempo en de sfeer van de film danig worden aangetast.

 

Wanneer Spion van Oranje zich ergens halverwege naar Duitsland verplaatst, er een vrijwel constante lichte spanning voelbaar is – François bevindt zich immers in het hol van ‘de leeuw’ – en het geheel eigenlijk een aaneenschakeling van actievolle (en komische) situaties wordt, vindt de film eindelijk haar ritme en raakt ze de juiste snaar. Natuurlijk; niet elke grap is geslaagd, maar het tempo blijft er tenminste goed in en Oliehoek verliest zich niet meer in futloze, uitgesponnen scènes. Spion van Oranje is zo een film met twee gezichten: te druk, groteske en flauw in het eerste deel, ogenschijnlijk en gevoelsmatig rustiger (ogenschijnlijk, want er gebeurt nog steeds ontzettend veel) en doeltreffender in het tweede deel. Niet geheel toevallig wordt er in dit tweede deel bij elk personage ook nadrukkelijk en bewust gekozen voor een groteske, over-the-top aanpak (met Hans Kesting als een kruising tussen RoboCop en een Middeleeuwse priester voorop).

 

Wanneer we dit vergelijken met Flodder van Dick Maas, zien we dat in die film (en haar vervolgen) wel voortdurend de juiste toon gevangen wordt – hoewel ook hier (vanzelfsprekend) niet elke grap overtuigt. Ondanks dat de karakters in Flodder ook karikaturen zijn en daardoor behoorlijk uitvergroot en aangedikt, oogt de film niet als een te druk en gespannen geheel. Maas beheerst de kunst van het klein houden van zijn karakters en het overbrengen van rust en stilte als geen ander, terwijl Oliehoeks actieloze scènes vaak nog net wat te ongepolijst zijn en de regisseur bang lijkt te zijn het tempo even te laten zakken en de tijd te nemen om iets te vertellen. Juist in deze kleine dingen toont een regisseur zich een meester. Als Oliehoek hier de juiste balans in weet te vinden – een proces waarin Maas (en andere oudgeleerden) van grote waarde kan zijn -, overstijgt hij de kwalificatie van ‘groot talent’ volledig.

 

Het Nederlands Fonds voor de Film weigert Maas echter geld te geven voor zijn volgende producties (waaronder Sint en De Rekening), ondanks dat diens films – op zijn Engelstalige producties na – steevast garant stonden voor grote bezoekersaantallen. Niet alleen omwille van de ontwikkeling en uiting van Maas’ eigen artistieke capaciteiten of het succes voor de Nederlandse film in het algemeen zou er zonder ongegronde discussies (Maas heeft immers bewezen oog te hebben voor de wensen van het publiek) financiële steun moeten zijn voor de producties van Maas. Ook wanneer de Nederlandse filmwereld jonge talenten de kans wil geven zich volledig te ontwikkelen dient er geld te gaan naar oude leermeesters (niet alleen Maas, ook Verhoeven, Stelling en anderen). Want jonge, ruwe diamanten zoals Tim Oliehoek zijn gebaat bij nieuwe films van hun grote voorbeelden. Ook al geeft de oude garde op deze manier niet direct les, de invloeden en leringen die eruit getrokken kunnen worden zijn van groot belang voor de verdere ontwikkeling van de jonge talenten die onze filmwereld rijk is.

 

Een gedachte over “De nieuwe Dick Maas?

  1. Ik heb laatst nog even gebeld met het Nederlands Fonds voor de Film en die zei, bij monde van Jonathan Mees, dat er juist wel geld was gegaan naar Sint van Dick Maas. Het zou gaan om vijf ton. Ik was nogal verbolgen over het feit dat Maas geen subsidie krijgt, maar dit was volgens het Fonds niet zo. Er werd gezegd dat het nieuws over het niet krijgen van subsidie te vroeg de wereld in was gegaan en de toezegging van die vijf ton net was gepasseerd. Het zou gaan om een gift vanwege behaald resultaat. Dhr. Mees bleef alleen wel vrij schimmig.

Reacties zijn gesloten.