web analytics

3x Jos Stelling

Reacties zijn gesloten

Morgen start alweer de 32ste editie van het Nederlands Film Festival. De eerste editie vond plaats in 1981. Geestelijk vader was cineast Jos Stelling. Dit jaar gaat zijn nieuwste film Het Meisje en de Dood tijdens het festival in première. Om alvast in de stemming te komen selecteerden wij drie films van een van Nederlands’ grootste regisseurs.

3x Jos Stelling
Jos Stelling (1945, Utrecht), autonoom filmmaker, maakte succesvolle korte films en speelfilms en runt twee Utrechtse filmhuizen. Hij was in 1981 oprichter en tot 1991 directeur en voorzitter van De Nederlandse Filmdagen, de voorloper van het Nederlands Film Festival. Hij debuteerde in 1974 met Mariken van Nieumweghen, naar het bekende Middeleeuwse mirakelspel. Daarna maakte hij (artistiek en voornamelijk in het buitenland succesvolle) films als De Pretenders (1981), De Wisselwachter (1986), No Trains No Planes (1999) en Duska (2007). Later dit jaar gaat zijn tiende lange speelfilm Het Meisje en de Dood in première.

– Rembrandt Fecit 1669 (1977)
Film over een van Neerlands’ grootste kunstenaars Rembrandt van Rijn, verbluffend vastgelegd door een ander groot kunstenaar. Rembrandt Fecit 1669 duidt op het jaar waarin de laatste en meest objectieve zelfportretten door de Hollandse meester Rembrandt zijn gemaakt. De  visueel fraaie film speelt in het vage niemandsland, tussen enerzijds de verbeelde feiten en anderzijds de kunstwerken van deze grote schilder, etser en tekenaar. Geen succes bij de pers en het publiek. Alleen collega-filmers staken de loftrompet. ‘Ik wilde altijd filmer worden en ik wilde altijd een film over Rembrandt maken. Ik voel het al iets afwerken waar ik mee behept ben,’ vertelde Stelling later.

– De Illusionist (1983)
De pers oordeelde lyrisch en volgens lezers van De Volkskrant was De Illusionist de beste Nederlandse film van 1983. Stelling had echter tot in de eindmontage geen idee welke kant hij nu met de film op moest. De werkrelatie met hoofdacteur (en theaterkomiek) Freek de Jonge bleek geen gemakkelijke. Zonder de aanwezigheid van het theaterpubliek bleek zijn ‘antenne’ niet te werken. ‘Zonder die adrenaline (van het theater, red.) was het net een jongen van veertien, maar dan had hij nog steeds een groot ego. Daar heb ik normaal geen problemen mee, een ego is iets dat creëert, dat mooie dingen maakt, maar op een filmset is het gevaarlijk. Je moet het daar samen doen,’ blikte Stelling later terug. De Illusionist maakte desalniettemin vooral artistiek een zegetocht. De dialoogloze, surrealistische film won diverse (inter)nationale prijzen.

– De Vliegende Hollander (1995)
Groots opgezette epische film over een lijfeigene die, tegen de achtergrond van de tachtigjarige oorlog, op zoek gaat naar zijn vermeende vader, de Vliegende Hollander, en daarmee naar zichzelf. Ruim twintig jaar na zijn laatste films over de Middeleeuwen (Mariken van Nieumeghen, Elckerlyc) keerde Stelling met De Vliegende Hollander terug naar het tijdperk waarover hij zijn eerste twee langspeelfilms maakte. Visueel wederom bijzonder aantrekkelijk en vol aanstekelijke scènes, maar zoals bij wel meer films van Stelling bleek het publiek moeite te hebben met de onsamenhangendheid van het geheel. De Vliegende Hollander werd dan ook geen kassucces en ook de pers was niet onder de indruk – ‘Wat zijn magnus opus had moeten worden, is uitgemond in een mislukking,’ kopte De Filmkrant. In het buitenland kon Stelling op meer bijval rekenen. Legendarisch is onderstaand interview ter promotie van de film waarin acteur Gerard Thoolen al een slok te veel op had …