In 2007 werd in opdracht van het Nederlands Filmfestival de Canon van de Nederlandse Film gepresenteerd; 16 gezichtsbepalende films die de veelzijdigheid van de Nederlandse cinema moeten weerspiegelen. De commissie bestaande uit filmwetenschappers, historici, explicateurs en journalisten kozen voor een selectie van lange en korte films in zwart wit of kleur, met of zonder geluid, documentaires en animatie film. Aan de hand van de filmcanon presenteert NeerlandsFilmdoek een 16-delige reeks waarin de makers van deze gezichtsbepalende films centraal staan. Vandaag deel 8: Johan van der Keuken.
Fotografie
Johan van der Keuken (1938 – 2001) was een veelzijdig en productief kunstenaar. Naast filmer was hij fotograaf en essayist. Zijn eerste fotoboek publiceerde hij al op zeventienjarige leeftijd en vanaf de jaren ’50 zou hij gemiddeld één a twee films per jaar afleveren waarmee hij een oeuvre van meer dan vijftig films achterliet. Zijn werk kent zowel engagement als grote artistieke kwaliteiten, waarbij hij fotografeerde met een filmisch oog en filmde met een fotografisch oog.
Wij zijn 17
In Amsterdam geboren als Joan van der Keuken bracht hij als kind de vakanties door bij zijn grootvader in Groningen, die als fanatiek amateurfotograaf hem de liefde voor het medium bijbrengt. De eerste portretten maakt hij met de camera die hij op zijn twaalfde krijgt. Ed van der Elsken was de stiefvader van een goede vriend. Hij raadt hem aan de portretten te publiceren. Onder de naam Wij zijn 17 komen een serie van dertig portretten in boekvorm uit, waarvoor Simon Carmiggelt het voorwoord schrijft. De neerslachtige en verveelde sfeer van de foto’s veroorzaakt enige opschudding in kranten en op televisie.
In zijn tweede fotoboek Achter Glas staat de tweeling Georgette en Yvonne Apol (met wie hij later zou trouwen) centraal. Remco Campert, met wie Van der Keuken via Van der Elsken in contact is gekomen, schrijft de tekst voor de romantische sfeervertelling.
Parijs
Vanaf 1956 verblijft hij aan de Parijse filmschool Idhec waar hij met medestudenten zijn eerste korte film Paris a l’Aube (1957) maakt. In deze jaren blijft hij echter meer fotograferen dan filmen, niet in de minste plaats omdat dit de meeste inkomsten genereert. Diverse binnen- en buitenlandse tentoonstellingen exposeren zijn werk en hij krijgt opdrachten van onder andere het AD, de Beijenkorf en Televizier.
Begin jaren ’60 schrijft Van der Keuken filmrecensies voor de Haagse Post en fotografeert voornamelijk vanuit Parijs voor het jongerenblad Twen/Taboe. De onderschriften worden verzorgd door Lucebert.
Verschuiving richting film
De jaren ’60 kenmerken zich voor Van der Keuken als de jaren waarin hij zich meer op film ging richten. Een serieuze omslag kwam in 1962 toen hij in opdracht van de VPRO vier korte films over de kunstenaars Opland, Yrrah, Tajiri en Lucebert maakte. Een jaar later verfilmt hij voor de VPRO (die meer dan vijfentwintig jaar lang nagenoeg al zijn films zouden uitzenden) het boek De Oude Dame (1963), van Remco Campert.
In het jaar dat hierop volgt maakt hij twee films: Indische jongen en Blind Kind. Door het succes van Blind Kind ging hij zich meer als filmer te beschouwen en kon hij zich hiermee in zijn levensonderhoud voorzien, waardoor de fotografie op het tweede plan kwam te staan. Samen met Ed (camera) en Gerda (geluid) van der Elsken maakt hij de film Beppie (1965) over zijn Amsterdamse buurmeisje. Na deze film verandert Van der Keuken zijn voornaam in Johan, omdat Joan in het buitenland voor verwarring zorgde.
Maatschappijkritischer
In de film Herman Slobbe/Blind kind II (1967) gaat hij opnieuw op zoek naar de belevingswereld van het blinde kind. De Tijd Geest (1968), kenmerkt zich als een verandering naar een meer geëngageerd filmwerk met een vrijere vorm en een sociaal-politieke linkse invalshoek, waarin begrippen als macht, onrecht en sociale en maatschappelijke tegenstellingen centraal staan. Ook in zijn later werk zijn de ongelijke verdeling van hulpbronnen en bestaansmiddelen in de wereld een belangrijk thema, wat hij illustreert aan de hand van tegenstellingen tussen klassen en culturen in verschillende werelddelen en in verschillende machtsposities.
Van der Keuken had moeite om film en fotografie gelijktijdig te beoefenen. Zijn fotografie werd meer een vrijetijdsbezigheid, waardoor zijn fotowerk persoonlijker werd. Hij beschouwde ze als de voedingsbodem voor zijn films, zoals hij het in Vakantie van de Filmer (1974) zelf formuleerde. Een contrast met zijn steeds maatschappijkritischere filmwerk.
De Grote Vakantie
Tussen 1979 en 1983 schrijft hij columns over zijn werk en dat van collega’s voor het filmblad Skrien. Hierna volgen er ook enkele boeken van zijn hand. De jaren ’80 kenmerken zich door veel exposities van zijn rijke fotografie-oeuvre en het maken van een tiental films. Tijdens de Nederlandse filmdagen, waar zijn film Het Oog boven de Put (1988) in première gaat, ontvangt Van der Keuken de Cultuurprijs. In 2000 krijgt hij de Bert Haanstra Oeuvreprijs van de Nederlandse film.
In 1998 wordt bij hem prostaatkanker geconstateerd en krijgt hij de mededeling binnen een paar jaar te zullen sterven. Deze laatste jaren brengt hij voornamelijk reizend door en dit legt Van der Keuken vast in de film De Grote Vakantie (2000), waarin hij terugblikt op zijn leven en het naderde einde op de loer ligt. In 2001 overlijdt Johan van der Keuken op 62-jarige leeftijd.
In 1983 weigerde hij een lintje om als ridder in de Orde van Oranje Nassau te worden beëdigd vanwege zijn afkeur van het Nederlandse sociale beleid. Het kenmerkt Johan van der Keuken als de non-conformistische kunstenaar. Een onafhankelijke auteurfilmer met een ongekende verbeeldingskracht, wars van kapitalisme en het establishment. Hij zei eens “Willem Duys is populair; drieëneenhalf miljoen mensen zweren bij hem; een paar honderd duizend gaan ervan over hun nek. Voor hen film ik”.
Blind Kind
Voor de half uur durende, liefdevolle documentaire Blind kind (1964) verbleef Johan van der Keuken enkele maanden bij het blindeninstituut in Huissen. De documentaire verbeeldt de wereld zoals een blinde die ervaart. Kenmerkend hiervoor is de opening waarbij enkel geluiden zijn te horen terwijl het scherm zwart blijft. Van der Keuken experimenteert in de documentaire met beeld en geluid en laat zich hierbij sterk beïnvloeden door de Franse cinéma vérité. Door improviserend en gebruik makend van vrije montage van beeld en geluid maakt hij optimaal gebruik van de eenvoudig te hanteren 16mm camera’s die begin jaren ’60 op de markt komen. Naast camera’s worden ook geluidrecorders lichter en kan er vanaf de schouder worden gefilmd.
Van der Keuken kwam met een vernieuwde stijl van documentaire maken waarbij hij slechts kijkt en regisseert zonder een vraag te stellen of te sturen. Door de kinderen dicht op de huid te zitten, maakt Van der Keuken hun belevingswereld, waarin de gebruikelijke visuele tekens geen rol spelen, zichtbaar.