Het is april 1919. Een journalist van ‘De Filmwereld’ komt thuis van de voorstelling Een Carmen van het Noorden. Hevig teleurgesteld ploft hij op zijn bureaustoel. Maar liefst zeventien duizend Nederlandse guldens zijn er besteed aan deze film, en het resultaat is deerlijk. Bedroefd pakt hij zijn pen en schrijft: “Actrice Annie Bos is te kort geschoten. We hebben een Carmen gezien, wier sterke zijde is, dat ze geweldig kan zoenen.” De schrijver kon niet vermoeden dat de film tot één van de beste van de eeuw uitgeroepen zou worden en dat er nu, negentig jaar later, een remake zou verschijnen.
“De Filmwereld”. No 16. 1991. Pagina 6-7. Onbekende schrijver.
Maandagmiddag j.l. was na vele weken weer eens een trade show voor een “Hollandia”-film in ’t Centraal Theater te Amsterdam georganiseerd. Ditmaal betrof ’t het nieuwste product, “Een Carmen van het Noorden”. (H.A.P. Film Comp. ’s Gravenhage).
De belangstelling was dezen keer minder groot dan bij vorige gelegenheden, waaraan misschien de weersgesteldheid niet vreemd is.
De roman van Prosper Merimée heeft Maurits H. Binger en Hans Nesna als motief gediend voor hun scenario. In vele opzichten is hiervan afgeweken, zooals de hieronder weergegeven, aan het tekstboekje ontleende korte inhoud van dezen nieuwen film doet zien.
[…]
Onze indruk van het vertoonde samenvattend, moeten we als onze meening geven, dat we hier niet ’t beste product van de Haarlemsen fabriek mochten aanschouwen. Er zit veel goeds in, maar voor menig bedenking is er aanleiding.
Laten we eerst de aandacht vestigen op de Carmenfiguur. Wat is “Carmen” in dit door en door Nederlandsche werk? – Want voorop zijn gesteld dat ’t werk Nederlandschen is en alleen ’t motief aan “Carmen” is ontleend.
“Carmen” is de bijnaam voor een Amsterdamse sigarenmaakster, een Zeedijkmeid. Was Annie Bos een dusdanige Carmen? Was zijn een Zeedijkmeid, die door haar verschijning de mannen electriseert, die direct de verlangens gaande maakt haar te bezitten, maar die toch ongenaakbaar is, zooals een “Carmen” moet zijn. Eerlijk gezegd is ze daarin te kort geschoten. We hebben en Carmen gezien, wier sterkste zijde is, dat ze geweldig kan zoenen, in tegenstelling van de vrouw, die dergelijke verlangens onbevredigd laat, steeds weet te ontwijken. In onze eigen litteratuur is die volksmeid meesterlijk beschreven, we bedoelen de mooie Corrie Scheendert in Querido’s “Jordaan”. Had Annie Bos dit type goed bestudeerd, ongetwijfeld zou ze een meer juiste Carmen zijn geweest. Bij de opvatting, die we hier te zien kregen, kregen we van Annie Bos op menig oogenblik goed spel.
Nimmer te voren zagen we Adel Qui Miglia zoo goed als ditmaal. Zijn actie was uitstekend en voortreffelijk bovenal zijn mimisch spel. Er ging bezieling van zijn spel uit en zeer zeker zal hij in dezen film de grootste triomfen vieren. Aan ’t slot kreeg hij een Krans – er waren er ditmaal slechts twee n.l. één voor den regisseur Binger en één voor Miglia – een hulde die hij alleszins verdiende.
De toreador Escamillo is hier de zanger Dalbom, die in de opera “Carmen” de toreador-rol vervult. Voor Jan van Dommelen was deze taak weggelegd. Een weinig dankbare rol, waarin hij niet erg op den voorgrond treed.
Van Paula de Waart is er aardig spel te zien als Jozef’s moeder, terwijl Jeanne van der Pers als Mareike weinig te beduiden had.
Dit wat betreft de personen aangaat, nu het scenario. Gelukkig geslaagd kunnen we dit ook niet noemen. In de eerste plaats al, omdat de Carmen-figuur daarin een zoo geheel andere is geworden, dan in roman en opera. En dan nog om de volgende reden. Men ziet Carmen als arbeidster op een sigarenfabriek – was ’t niet beter geweest hiervoor niet eene te nemen met het uiterlijk van een heerenhuis? Met ziet haar opbrengen naar de wacht, met ziet haar ontvluchten in een roeiboot en aanlanden in een smokkelaarskroeg. Is zoo’n smokkelaarskroeg in Amsterdam niet wat erg onwezenlijk? Er is toch niet gedacht aan de tijden der distributie met de hamster-mode?
Hinderlijk waren ook wel een beetje de toevalligheden. Zoo b.v. als Mareike op zoek naar Jozef in de duinen verdwaalt en daar haar geliefde ontmoet – wat doet ze in de duinen? – of als Jozef op zoek naar Carmen naar de kleedkamers in den schouwburg gaat zonder één toneelknecht te ontmoeten.
Bij de aankleding zijn ook o.i. een paar fouten, Één er van is, dat de kamers van Carmen te luxueus waren, een andere, dat het zelfde geldt voor de woning van de boerenvrouw – hiervan spreekt de korte inhoud hiervoor geschreven, de kleeding wees meer op een visschersvrouw – met de vitrages tot op den grond voor hooge openslaande deuren. – is ’t bovendien wel goed gezien om in Hollandsche films, die niet speciaal in een dergelijk milieu spelen, van die plaatselijke kleedij te toonen in verband met ’t feit dat wij Nederlanders in het buitenland toch veelal slechts als boertjes en visschers worden beschouwd?
We hebben gemeend deze punten even naar voren te moeten brengen. Een paar kleinere aanmerkingen zullen we achterwege laten. Toch geeft deze film ook veel moois te zien en dat vooral uit fotografisch oogpunt. “Carmen” zal bij velen wel belangstelling wekken, ook al mede, omdat we hier weer een product van eigen bodem hebben waarvoor tegenwoordig gelukkig de groote massa der bioscoopliefhebbers de theaters gaat bezoeken.
Happy End
Er bestaat op dit moment nog één originele kopie van Een Carmen van het Noorden en dat is een Amerikaanse versie. Deze heeft een happy end, anders dan de originele montage die de geschiedenis niet overleefde, waarin Carmen aan het einde gewurgd werd. Twee jaar geleden is Een Carmen van het Noorden in de Canon van de Nederlandse Film opgenomen.
Op het Nederlands Filmfestival 2009 zal een nieuwe verfilming van de klassieker in première gaan. Deze is gemaakt door Jelle Nesna, de kleinzoon van Hans Nesna, die samen met Maurits Binger het origineel regisseerde. Voor deze speciale aangelegenheid zal het origineel uit 1919 ook vertoond worden.