D66-Kamerleden Kees Verhoeven en Vera Bergkamp willen een gelijk Europees speelveld voor de Nederlandse filmindustrie, zodat postproductiebedrijven voor beeld en geluid en ondernemers in film en media meer kans krijgen op opdrachten uit binnen- en buitenland.
Bijna alle EU-landen kennen een belastingvoordeel voor de filmproductie, maar ons land niet. Het gevolg is dat filmmakers hun opdrachten vaak in andere landen uitzetten omdat het daar goedkoper kan. Zo heeft het binnenlandse midden- en kleinbedrijf het nakijken, maar staat ook de kwaliteit en het productievolume van de Nederlandse filmindustrie onder druk. Met een zogeheten tax shelter voor filmproductie is dit ongelijke concurrentienadeel recht te trekken. De Kamerleden doen dit voorstel deze week tijdens de begrotingsbehandeling van Economische Zaken.
Vruchten plukken
Op het eerste gezicht gaat het goed met de Nederlandse film. Binnenlandse producties brachten in 2011 minstens 90 miljoen euro op. In de afgelopen 4 jaar is de bioscoopomzet van Nederlandse films met 80 procent gestegen. In ons land zijn 8.000 bedrijven actief, die banen verschaffen aan 20.000 mensen. Probleem is echter dat veel Nederlandse postproductiebedrijven – gespecialiseerd in onder meer beeldmontage of het mixen van geluid – werk naar België of Duitsland zien verdwijnen. Ook worden opnamen over de Rotterdamse haven uit kostenoverwegingen in Hongarije gefilmd. Haast ieder EU-land kent een belastingvoordeel voor filmproducties, Nederland niet. Daar is niet tegenop te concurreren. Door gebrek aan risicokapitaal en bedrijvigheid in Nederland trekt talent weg, gaan bedrijven failliet en werkgelegenheid en professionele kennis verloren. Mede daardoor is vorige week het enige Nederlandse filmlab Cineco failliet gegaan. Verhoeven: “Onze filmproductiebedrijven kunnen niet profiteren van het feit dat er steeds meer mensen Nederlandse films bezoeken. Dat is gek. Daar kunnen we voor zorgen door het belastingspeelveld gelijk te trekken. (…)’